Azaz, Syria, door Christiaan Triebert via Flickr.
Azaz, Syria, door Christiaan Triebert via Flickr.

De navolging van een held

De ideeën over wat een held is, zijn de afgelopen paar duizend jaar enkele keren veranderd. Eén aspect aan het heldendom lijkt in alle tijden bij vrijwel alle helden centraal te staan: navolging. 

In het eerste en tweede deel van deze drieluik besprak ik beroemde personen uit de wereldgeschiedenis die karakteriseren waar ‘de held’ voor heeft gestaan. Die helden zijn uiteraard in ‘types’ onder te verdelen. Zo kan een aantal eigentijdse helden als maatschappelijk activist worden beschouwd, en de helden uit de hagiografieën zijn katholieke heiligen, religieuze helden.

De Maestro als held

Carnegie Mellon Philharmonic performs Gustav Mahler's Symphony No. 5. Conducted by Ronald Zollman, door Jiuguang Wang, via Flickr.
Carnegie Mellon Philharmonic performs Gustav Mahler’s Symphony No. 5. Conducted by Ronald Zollman, door Jiuguang Wang, via Flickr.

Eén van de meest interessante eigentijdse heldentypes is de dirigent. Norman Lebrecht onderzoekt in De mythe van de maestro1 het ontstaan en de evolutie van de verheven positie van de (top)dirigent in de klassieke muziek: vaak een persoon met een enorm aura, enorme invloed en een enorme gage. Iemand die geen muziek maakt, maar geluidloos voor het orkest staat en op die manier (volgens Lebrecht) de schakel vormt tussen publiek en orkest. De luisteraar verplaatst zich naar de plek waar de dirigent staat. Maar de dirigent is meer dan een rolmodel, een ‘mythische held, kunstmatig gecreëerd voor een niet-muzikaal doel en uit commerciële noodzaak in stand gehouden.’ (Lebrecht 1991, p. 12) De muzikale noodzaak van de dirigent is volgens hem kleiner dan en ondergeschikt aan de heldenfunctie. ‘De mythe begint met een deemoedige onderworpenheid. Orkestmusici vormen een gehard gezelschap, dat smelt bij een zwaai van de toverstaf.’ Voor sommige dirigenten geldt zo’n geduchte reputatie dat hij ‘slechts de zaal binnen hoefde te komen om het orkest al beter te laten klinken.’ (Lebrecht 1991, p. 13)

Bij de orkestleden die Lebrecht voor zijn boek interviewde, varieert de perceptie van dirigenten grofweg van ‘bedriegers’ tot een bezwerende, bijna-goddelijke ervaring tijdens repetities en concerten. Het publiek, echter, heeft meer dan bewondering voor de dirigent: iemand, om het met gezwollen woorden te formuleren, die ons meeneemt in een grotere werkelijkheid, één die voor iedereen een droom blijft maar desondanks bij veel mensen een vorm van navolging kent, tot met gesloten ogen en een potlood in de rechterhand, in een kamer staand een symfonie meedirigeren alsof ze zelf op de bok staan.

Op die manier zijn dirigenten als voetbalidolen voor voetballende straatjongens die van zo’n leven dromen. Maar een van de verschillen is volgens Lebrecht dat zelfs grote wereldleiders zoals Thatcher bewondering hebben en hadden voor de positie van de dirigent. (Lebrecht 1991, p. 14)

De functie reikt veel verder dan alleen het orkest in de maat te laten spelen: het beroep van dirigent is een van de meest tot de verbeelding sprekende beroepen van de afgelopen 150 jaar. Een ander verschil met voetbalidolen is de benadering van een muziekstuk als een narratief, waarin de luisteraar een verhaal wordt ingetrokken, vaak door een vorm van loutering gaat en hier ontwikkelder uit komt, zoals ook de verhalen van de eerder besproken helden de ‘gewone’ mensen, of hun lot, op de een of andere manier ontwikkeld hebben.

Heldendom = navolging

Rosa Parks kreeg navolging. Dankzij Florence Nightingale en Moeder Theresa kregen filantropische instellingen, goede doelen en organisaties een bijna blijvend momentum. Het gedachtegoed van Martin Luther King kreeg dermate veel navolging dat het racismedebat definitief centraal kwam te staan in de VS en een permanente (en meestal opmerkelijk vreedzame!) emancipatiebeweging op gang kwam, die anno 2016 geconcentreerd is op o.a. etnisch profileren door de politie. Mahatma Gandhi kreeg eveneens zoveel navolging dat de gevolgen definitief waren, en zijn: niet alleen voor India, maar ook voor deze stijl van geweldloos verzet, vredige opstand. Hetzelfde gold voor Nelson Mandela in Zuid-Afrika. En de Poolse geestelijke Kolbe, wiens heldendaad het bovenmenselijke lijkt te benaderen, volgde zelf de lange lijst van katholieke heiligen na, in zijn stille protest in Auschwitz. De katholieke heiligenlevens richten zich bij uitstek op navolging, al dan niet letterlijk, maar in elk geval in het stimuleren van geloof. Had Kolbe zijn daad in de Middeleeuwen verricht, dan was er ongetwijfeld een hagiografie over geschreven.

Into the Wild, door Viva la Resistance!, via Flickr.
Into the Wild, door Viva la Resistance!, via Flickr.

In Supertramps ‘hagiografie’ Into the wild is een compleet hoofdstuk gewijd aan vergelijkbare verhalen van meestal jongvolwassen mannen die naar Alaska komen om hun krachten met de wilde natuur te meten – en meestal verliezen. Geen van hen is in het collectieve geheugen blijven hangen, maar dat ligt zelden aan een gebrek aan aandacht: kranten in Alaska berichten op zeer regelmatige basis over verdwenen dramatisch geëindigde avonturen die heel vergelijkbaar zijn met Alexander Supertramp. In de jaren na zijn tragische dood groeide de bus in Alaska uit tot iets van een cultbestemming onder avonturiers, klimmers, survivallers en bewonderaars, maar van de bewoners van Alaska kwam vooral kritiek en irritatie.

Supertramp deed niets nieuws, zeker niet als je deze avonturen koppelt aan de cultureel relevante ‘Grand Tour’, de grote, exotische reis die adolescenten eeuwenlang ondernamen als afsluiting van hun opvoeding. maar hij deed het op een buitengewoon meeslepende, theatrale manier. Belangrijk detail: hij beschouwde zichzelf in een narratief. Niet alleen verzon hij een naam voor zijn nieuwe identiteit, maar in zijn dag- en fotoboeken schreef hij over zichzelf in de derde persoon. Daarnaast wist hij tientallen mensen op zijn reis fundamenteel te raken, waarvan sommigen zijn levensstijl zelfs hebben overgenomen. Na afloop is zijn lichaam teruggevonden, wat volgens Krakauer bij veel vergelijkbare avonturiers niet gebeurt. Die factoren, bij elkaar opgeteld, tillen Supertramp op uit het moeras der vergetelheid. Supertramp is een symbool geworden, en dankzij de navolging een vorm van een held.

Uitzondering is bijvoorbeeld Stanislav Petrov, de moreel gemotiveerde held die niet kan worden nagevolgd omdat zijn heldendaad nauw samenhing met een heel afgebakende, concrete situatie.

(Terzijde: Jezus’ situatie is complexer, omdat Jezus’ leer is uitgegroeid tot ’s werelds grootste religie en direct samenhangt met zijn heldhaftige eigenschappen, maar zijn afkomst, zijn wonderen en ook zijn gruwelijke lijdensweg onderstrepen zijn bovenmenselijke en dus onnavolgbare wezen.)

Nieuwe vormen van heldendom?

BNN maakte recent Break free, een reeks programma’s over mensen die vergelijkbare, grote reisavonturen ondernomen hebben die slecht afliepen. Wellicht zal niet bij alle reizigers een lichtje zijn opgegaan bij de naam Alexander Supertramp. Maar dergelijke ondernemingen zijn sinds Into the wild niet meer los te zien van zijn verhaal: de reizigers zijn allemaal rond dezelfde leeftijd en kennen grofweg dezelfde burgerlijke achtergrond waartegen ze zich met hun reis afzetten, al zal het drama niet voor iedereen even groot zijn.

We kennen in de tijd na de Middeleeuwen maar één categorie helden die niet alleen naar (subjectieve) morele maatstaven, maar ook naar fysieke prestaties worden beoordeeld: oorlogshelden. Ik heb ze niet benoemd omdat hun individuele verhalen vrijwel nooit hebben overleefd.

We noemen ze helden omdat ze zich, al dan niet vrijwillig, in een levensgevaarlijke situatie bevinden voor het land dat ze vertegenwoordigen, om de status van het thuisland te verbeteren. Maar veel beroemde militaire namen uit het verleden zijn ernstig besmeurd (J.P. Coen, Michiel de Ruyter) en uiterlijk vanaf de Eerste Wereldoorlog zijn we oorlog steeds meer als een te vermijden wandaad gaan zien2.

De Tweede Wereldoorlog draaide om een éénzijdige strijd van goed tegen kwaad. Mensen als Zjoekov (maar ook Montgomery en Eisenhower) en hun soldaten hebben indrukwekkende strijd tegen het kwaad geleverd maar worden desondanks zelden meer als held neergezet. Oorlogen en oorlogshandelingen vanaf die jaren worden gemengd ontvangen, zeker als landen die officieel in vrede zijn militaire hulp verlenen aan de strijdende partijen.

De internationale samenwerking om vrede en stabiliteit te behouden (de Volkerenbond, de VN, de NAVO, de EU) heeft wereldwijd greep op de internationale politiek en kan geweldsuitbarstingen steeds beter indammen: er vinden bijvoorbeeld wereldwijd steeds minder oorlogen plaats. In dat opzicht zijn de grootste oorlogshelden van de twintigste eeuw de oprichters van deze instituten (Adenauer, Schuman, Monnet voor de EU), waarop brede consensus is ontstaan in de internationale politiek over de richting van vrede en samenwerking.

Na de val van de Muur is, zoals Fukuyama het ironisch omschreef, de geschiedenis ten einde, althans de grote verhalen. Daarom is het niet zo vreemd dat juist iemand als Alexander Supertramp (met die timing) tot een heldenfiguur kon uitgroeien: de grote verhalen waren passé, de kleinere, persoonlijke verhalen kwamen centraal te staan.

De helden van Daesh

In weerwil van de misvattingen over de Arabische wereld geldt het proces van toenemende vrede en stabiliteit ook voor de meeste Islamitische landen, zij het dat de rust in die landen lang werd afgedwongen door door het Westen gesteunde dictators. Mede uit die ontwikkeling blijkt hoe anachronistisch Daesh is: het is de enige plek waar oorlogshelden nu nog een cultus hebben.

In de manier waarop ze strijdkrachten werven, in de manier waarop ze, tegen de realiteit van zware verliezen in, hun imago hooghouden van een sterke militaire macht die een Islamitische staat wil vestigen (twee leugens in één naam), blijkt Daesh een klassiek heldenverhaal te beloven aan mensen die zich namens deze terroristen in de strijd mengen. Ze beloven een narratief dat het normale leven ontstijgt.

Daesh wordt gezien door duizenden, mede dankzij het latente en/of institutionele racisme in het Westen, en krijgt navolging. In dat opzicht is de heldenstatus van de Daesh-strijder, die navolging krijgt bij hedendaagse jongeren, identiek aan die van Supertramp, die ook hedendaagse jongeren aanspreekt. Het karakter van de ‘held’ van Daesh licht echter veel dichter bij de tijdloze oorlogsheld die het voor zijn land of volk opneemt.

Wat maakt een held?

De held is, kortom, steeds menselijker geworden, bereikbaarder, en tegelijkertijd steeds meer betrokken bij zijn achterban. De held ontstaat nog altijd tegen een achtergrond van misstanden, in situaties waarin het er echt om spant, maar hij is nu niet meer iemand die de allerzwaarste opdrachten op zich neemt, tegenstanders verslaat die vele malen sterker zijn, of zich laat martelen maar standvastig aan zijn geloof vasthoudt – al heeft Mandela’s geschiedenis daar wel iets van weg.

De centrale eigenschap blijft niettemin altijd overeind: de held weet wat goed en kwaad is (hoe subjectief ook) en doet wat hij kan om het goede te bereiken. De held doorbreekt de status quo, ongeacht de worsteling of de strijd die dat veroorzaakt, voor verbetering en is principieel en compromisloos in zijn streven naar het betere. Zelfs als dit uit een enkele beslissing bestaat (Rosa Parks), zelfs als het alleen een individuele status quo is (Alexander Supertramp), zelfs als de mens zwakke karaktereigenschappen kent (Achilles) of niet eens iets doet (Stanislav Petrov) is de heldenfilosofie gericht op het aanklagen van een onacceptabele situatie en op het actief verbeteren ervan. Een heldendaad maakt de hiërarchie tussen waarden en normen duidelijk en de noodzaak van het blijven werken aan verbetering.

 

Voetnoten

1 Zie Norman Lebrecht, De mythe van de maestro (vertaling A.P. Daalder-Neukircher), Gottmer, Haarlem, 1991
2 Zie Michael Howard, The invention of peace, Profile Books, Londen, 2000

Over Roel Weerheijm 24 Artikelen
Roel Weerheijm (°1983) is Neerlandicus. Hij was redacteur van literair tijdschrift Kluger Hans en Meander en publiceert gedichten in o.a. Gierik-NVT, Tortuca, Extaze, Deus ex Machina en diverse bloemlezingen. Hij droeg zijn gedichten voor op diverse podia en poëziefestivals, waaronder Dichters in de Prinsentuin en Noorderzon. Daarnaast schrijft hij recensies en interviews voor Tzum, Awater, Ons Erfdeel en de Poëziekrant. Een dichtbundel en meerdere romans zijn in de maak.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*