Dichter Roel Weerheijm geeft een hommage aan de strijd die zwemmer Maarten van der Weijden leverde tijdens zijn Elfstedentocht.
Het leek de grijswitte hand van een dode, die Maarten van der Weijden opstak nadat hij zijn Elfstedentocht vlakbij het Friese dorpje Birdaard gestaakt had. Zijn lichaam was lamgeslagen. Even ervoor had hij zijn begeleiders laten weten dat hij al zwemmend in slaap dreigde te vallen. Een korte rust maakte zijn situatie erger. Hij braakte de medicatie die hem erdoorheen moest sleuren meteen weer uit. En daar lag hij, met een afwezige blik onder een gestreepte muts die onder zijn kapotte, verzwakte gezicht te groot leek, op een bed dat hem langzaam van het water naar een ambulance bracht. In het ziekenhuis in Leeuwarden werd hij medische gecontroleerd.
Op dat moment had hij 55 uur en meer dan 160 kilometer lang vrijwel niet geslapen en vrijwel continu in open water gezwommen. Hij droeg handschoenen, maar water dringt na die lange tijd overal in door, behalve in Van der Weijdens krachtige, rustige geest. Columnist Wilfried de Jong schreef hierover:
‘200 kilometer zwemmen in een paar dagen is een experiment met zijn lichaam, maar vooral ook met zijn geest. Hij zwemt zich naar onbekende zones in zijn brein en wil weten wat daar te halen is.’
Van der Weijdens anekdote, waarin hij tijdens een training na 120 kilometer roze waterfietsen en andere fata morgana’s zag, symbolisch voor de absurde geestelijke uitdaging. Schaatser Erben Wennemars merkte op dat Van der Weijdens poging de Elfstedentocht voor schaatsers belachelijk maakte.
Er gebeurde veel in de zwemtocht van Maarten van der Weijdens bovenmenselijke prestatie en mensen keken ernaar om alle mogelijke redenen.
Zijn zwemtocht was bedoeld om geld op te halen voor onderzoek naar behandeling van kanker. Maar deze wervingsactie was anders dan alle andere wervingsacties. Deze werd ondernomen door één persoon en was intens verbonden met de achtergrond van die persoon. Van der Weijden zwom voor de behandeling van kanker, terwijl behandeling van kanker hem ruim vijftien jaar geleden het leven gered heeft. We keken daardoor niet naar een wervingsactie, maar naar een verhaal. Een verhaal dat peilloze diepten kent in de angst en onzekerheid van een ziekenhuisbed, dat een geweldig hoogtepunt kent op de Olympische Spelen van 2008. Het verhaal wordt verteld door een man die zijn lichaam vrijwillig laat radbraken door de elementen en door uitputting, omdat hij het verhaal van zoveel andere, onbekende patiënten zo goed kent – patiënten die hun eigen verhaal vaak niet meer kunnen vertellen. Omdat dit het enige is wat hij in de complete machteloosheid die kanker is, kan doen.
Het ging veel over de sportprestatie. De prestatie die zo groot is dat een menselijk lichaam er bijna aan onderdoor gaat, handen grijswit achterlaat, de prestatie die absurd kan lijken als je denkt aan een nachtelijk kanaal in een Friese polder waar een eenzame zwemmer door water ploegt dat tot je heupen komt als je rechtop gaat staan. De prestatie die zo groot is dat Van der Weijdens pijn en uitputting in je eigen lichaam resoneren als je de beelden terugziet van de laatste uren, waarin hij nauwelijks meer vooruit komt. Zijn lome armen grijpen de laatste uren enkel nog op wilskracht in slow-motion naar het water, alsof hij voortkomt door zich langzaam vooruit te trekken aan de golven. De grijswitte voeten houdt hij doodstil, als een kiel onder een schip, voor de stabiliteit. Het is onwerkelijk om je te realiseren dat iemand 55 uur, meer dan 160 kilometer, heeft gezwommen op louter zijn armkracht. Enkele dagen na zijn zwemtocht, ging Van der Weijden in een sterk, lichamelijk verhaal uitgebreid in op met name die sportieve kant.
Maar hoe gigantisch die prestatie ook is, het had meer moeten gaan over de metafoor die het was.
De grootste waarheid in dit nobele circus, de grootste verdienste ervan, was de afwezigheid van de allegorie van strijd. Patiënten en hun naasten weten, net als Van der Weijden zelf, hoe passief en machteloos kanker maakt. Eén van de belangrijke verdiensten van Van der Weijden is dat hij altijd heeft benadrukt hoezeer er, juist bij deze ziekte, sprake is van botte pech of simpel geluk. De aloude metafoor van ‘strijden tegen kanker’, die de laatste jaren gelukkig steeds meer vermeden wordt, is onwaar en doet onrecht aan overleden kankerpatiënten en hun nabestaanden. Alsof je dan niet genoeg je best hebt gedaan. Of omgekeerd: dat je vanzelf overleeft als je maar dapper strijdt. Nee, Van der Weijden overleefde door simpel geluk. Die overlevingsschuld die hem naar eigen zeggen verscheurt, is wat hem al sinds zijn ziekte voortdrijft. ‘Het meest extreme dat ik me kan voorstellen, de Elfstedentocht zwemmen, kan ik opbrengen omdat ik me schuldig voel,’ zei hij hier in de NRC over.
In mijn gedachten weerklinkt hierin de echo van overlevenden van concentratiekampen, die ook leden aan overlevingsschuld en die ook geen idee hadden waar ze met die schuld naartoe moesten. Sommigen tartten hun gezinnen of pleegden zelfmoord, anderen vertelden hun verhaal in allerlei zalen en schoolklassen of schreven er boeken over, weer anderen hebben er tot hun dood weinig of niets mee gedaan. Hetzelfde geldt voor mensen die andere rampen overleven. Wat Maarten van der Weijden in zijn Elfstedentocht deed, was extreem en, deels, óók een psychische reactie op zichzelf.
In diverse media, zoals de Volkskrant en de NRC, werd zijn Elfstedentocht, achteraf maar ook tijdens de tocht, als een lijdensweg afgeschilderd. Een paar uur na zijn aftocht schuifelde hij, ondersteund door twee mensen, als een hoogbejaarde rond. Hij werd rondgedragen op een brandcard. Hij sprak met een zachte, diepe, vlakke stem waar alle energie uit was weggelekt. Inderdaad, dit was iemand die veel had geleden, die dieper was gegaan dan iemand voor mogelijk had gehouden. Op het podium versprak hij zich in zijn vermoeidheid, met een bijzinnetje dat hij zelf centraal zou staan – hij schrok en lachte het verlegen weg. De echte reactie kwam toen het voorlopig opgehaalde bedrag van dik 2,5 miljoen euro bekend werd gemaakt.
Het paradoxale is dat hij inderdaad centraal stond, maar zichzelf tegelijkertijd volkomen heeft weggecijferd voor het hogere doel. Van der Weijden is weliswaar in een interview kwetsbaar ingegaan op de psychische achtergronden van zijn overlevingsschuld, maar dit heeft geen moment centraal gestaan, zowel in de media-aandacht rond zijn Elfstedentocht als tijdens de epiloog op het podium. Het bedrag, dáár ging het om, omdat Van der Weijden, het publiek en de media met dit bedrag dat voor elf specifieke onderzoeksprojecten is bedoeld heel concreet richting kunnen geven aan deze epische zwemtocht.
Zelf was ik er tot en met Birdaard zeker van dat Van der Weijden Leeuwarden zou halen, omdat het hele voornemen zó absurd was dat het niet kon mislukken. Maar het feit dat Van der Weijden stopte, maakte zijn verhaal menselijker en echter. De verbeelding sneuvelde bij Birdaard, maar menselijke kracht liet er zijn minzame gezicht zien. Daarom zal de sympathie en de hoeveelheid opgehaald geld niet minder zijn. Sterker nog, ik realiseerde me dat we misschien nooit iemand op deze manier de complete Elfstedentocht zullen zien zwemmen, laat staan voor een hoger doel.
Geef als eerste een reactie