The Jerry Springer Show door Molly Marshall via Flickr.
The Jerry Springer Show door Molly Marshall via Flickr.

De opkomst van de hufterpolitiek

Klagen over negatieve ontwikkelingen in je eigen tijd, is iets van alle tijden. Racisme en grof verbaal geweld ook. Maar er is wel iets aan de hand met de grofheid en de wereldvreemdheid waarmee belangrijke en gevoelige onderwerpen bediscussieerd worden – met name door de witte onderkant van de samenleving.

Vanuit een egocentrisch perspectief: uit allerlei statistieken blijkt hoe Nederland, Europa en de wereld het steeds maar beter blijken te doen.

Eerst een deel van het goede nieuws voor Europa en de wereld: het aantal doden door terrorisme neemt in Europa gestaag af, van honderden per jaar in de jaren ’60 (denk aan de ETA, de IRA, de RAF) tot enkel nog de slachtoffers van de zogenaamd “Islamitische” aanslagen (Madrid, Londen, Charlie Hebdo, Bataclan) en van Breivik, vanaf het jaar 2000.

Bovendien neemt kindersterfte wereldwijd neemt gestaag af. Ook het aantal oorlogen en conflicten wereldwijd en het aantal slachtoffers bij een oorlog nemen per jaar gestaag af. De extreme armoede wereldwijd neemt gestaag af. De bevolkingsgroei is afgenomen (goed nieuws vanwege de wereldwijde overbelasting van grondstoffen en ecosystemen, en vanwege milieuvervuiling door landbouw en industrie).

Daarnaast is er meer goed nieuws voor Nederland. Het aantal moorden per jaar, verhoudingsgewijs altijd al erg laag, neemt gestaag af. Het aantal verkeersdoden per jaar, dat al relatief laag is, daalt eveneens. Het aantal inbraken, geweldsdelicten en diefstallen is ook verminderd.

We leven grosso modo steeds langer, en steeds langer gezond. Welvaart en materiële luxe zijn bovendien meer vanzelfsprekend en bereikbaarder geworden voor een heel groot deel van de bevolking.

Deze positieve spiraal laat onverlet dat we nog een aantal grote maatschappelijke problemen op te lossen hebben. Denk aan armoede, werkloosheid, seksisme en racisme. En dan laat ik de problemen voor natuur en milieu nog onvermeld. Als Piketty gelijk heeft, neemt de inkomensongelijkheid in de 21e eeuw verder toe en ontstaan er nieuwe problemen, of liever gezegd: nieuwe versies van oude problemen.

De hedendaagse problemen zijn echter van een heel andere orde. Zo zijn crises van de jaren ’30 en die van de afgelopen tien jaar niet vergelijkbaar, ondanks dat men vaak genoeg probeert. De jaren ’30 kende massawerkloosheid en armoede. In Amerika heerste zelfs hongersnood.

De 2008 crisis was van een heel ander kaliber. Zelfs toen de financiële sector in de woorden van Joris Luyendijk op het randje van de afgrond balanceerde en tal van bankmedewerkers hun families adviseerden om rekeningen leeg te halen, om water en lang houdbaar voedsel te hamsteren, was in het Westen de grote meerderheid prima in staat om elke dag voor een paar euro een goede, gezonde maaltijd op tafel te zetten.

Ondanks de toename van de werkloosheid en problemen met te dure hypotheken behield de grote meerderheid in Nederland een baan en bleef men ruim binnen de marges van een rustig, burgerlijk leven.

Dat leven bevindt zich in een cocon. De grote gevaren (geweld, moord, diefstal, oorlog, honger, armoede, epidemieën) gaan volledig langs vrijwel iedereen heen in het Westen, de statistieken wijzen dat ondubbelzinnig uit. De Westerse samenleving durft steeds minder risico’s te nemen en wil zich tegen zoveel mogelijk onzekerheden indekken. Die neiging beschermt de verworven luxe en vooruitgang ten koste van alles.

Grove, agressieve en discriminerende retoriek

Daar staat paradoxaal genoeg tegenover dat men zich in het publieke domein de laatste paar decennia niet beschaafder, ontwikkelder, rustiger, humaner, genuanceerder is gaan gedragen. Althans, sommigen doen dat wel, komen met progressieve ideeën als ‘gratis geld voor iedereen’ (recent in Zwitserland per referendum afgewezen) en zien geen enkel probleem om vluchtelingen op te vangen in West-Europa, dat bij verre de rijkste en rustigste regio ter wereld is.

Maar een ander deel van de bevolking is zich steeds meer gaan roeren in de publieke debatten, met een grove, agressieve en discriminerende retoriek, die overigens ook bij een deel van de politici gemeengoed is.

Soms is die retoriek vooral compleet wereldvreemd: zo beweerde premier Mark Rutte met droge ogen dat armoede in Nederland niet bestaat en, in maart 2015 in een interview in Metro, dat jongeren van niet-Nederlandse komaf het zelf maar uit moeten zoeken als ze worden gediscrimineerd (waar gelukkig her en der stevig op werd gereageerd, maar het kwaad is door de uitspraak zélf al geschied). Om nog maar te zwijgen over de leugens, aannames, verdraaiingen en overdrijvingen in uitspraken van Geert Wilders.

Angst is de basis en de drijfveer voor deze retoriek, die bevooroordeeld, generaliserend, afwijzend, xenofoob, racistisch is. De paradox is dat een veiliger samenleving de bevolking steeds banger maakt, omdat men steeds minder wordt geconfronteerd met geweld en misdrijven, waardoor de enkele dreiging ervan nu meestal nog enger is dan voorheen. Die angst wordt gecultiveerd en verergerd door politici die er vanwege zetelwinst hun handel van maken, wat de retoriek wederom verergert.

In deze conservatieve en extreemrechtse hoek van het politieke spectrum zijn framing, fact-free politics en oneliners dagelijkse realiteit. Het is de hoek waar maatschappelijke discussies grof en ongenuanceerd worden gevoerd. Deze hoek voedt zich goeddeels op de, qua welvaart en opleiding onderste regionen van de maatschappij, die vaak relatief weinig inhoudelijk inzicht in complexe vraagstukken hebben en vooral gebaat zijn bij een eenvoudig, eenzijdig en overzichtelijk wereldbeeld. De waarheid hoeft niet verder te reiken dan de eigen straathoek: veel mensen uit de onderklasse zijn om uiteenlopende redenen zeer honkvast en komen hun eigen buurten nauwelijks uit. Terwijl dit deel van de samenleving zich dus niet actief bezig houdt met de politiek, verandert het wel de politiek.

Hoe is die vicieuze cirkel ontstaan? Waar komt de discrepantie vandaan tussen enerzijds het feit dat onze wereld er sociaal en humaan gezien veiliger en beter voorstaat dan ooit, en anderzijds het feit dat hierop een wereldvreemde, tegenovergestelde retoriek wordt gevoerd? Vóór Pim Fortuyn was er in de landelijke politiek vrijwel geen plek voor dit soort redeneringen, zelfs al bestonden die sentimenten reeds in de naoorlogse maatschappij. Hoe zijn de onderste laag maatschappelijk en politiek belangrijk geworden?

Laat ik eerst over dat maatschappelijke veld twee visies schetsen, twee kanten van dezelfde medaille.

Kwetsbaarheid versus slachtofferschap

Mensen in de onderklasse en onderkant middenklasse hebben de afgelopen decennia weinig kunnen merken van de landelijke en globale vooruitgang die ik hierboven beschreef. Een deel was vaak langdurig werkloos. De meerderheid die tijdelijk of vast werk had, zag wel stijgende lonen, maar die stegen matig en werden soms bevroren. Ze moesten nog altijd hard werken voor weinig geld of waren afhankelijk van een uitkering.

De gevolgen van bezuinigingen kwamen bij deze mensen geregeld hard aan. Ze moesten de eindjes aan elkaar knopen, vaak wonend in bescheiden sociale woningbouw of een met grote moeite gefinancierd koophuis en konden, in tegenstelling tot de geïdealiseerde westerling, niet zo vaak en zo ver op vakantie als gewenst. Of ze konden überhaupt niet op vakantie, of zelfs maar uit eten. Velen aan de onderkant leiden mede daardoor een heel lokaal leven.

Regenteske politieke partijen besloten namens hen wat goed was en waar ze maar tevreden mee moesten zijn. Sommigen waren en bleven afhankelijk van sociale voorzieningen die door opeenvolgende kabinetten steeds verder werden leeggezogen. In hun kleine leefwereld werd hen, zonder inspraak of empathie, de multiculturele samenleving opgedrongen, die destijds zowel door allochtonen als autochtonen ter plekke moest worden uitgevonden, want van de Nederlandse overheid hoefde men geen hulp te verwachten.

De Engelse psychiater Theodor Dalrymple ziet dat de onderklasse het slachtofferschap omarmt. Zijn werk bestond uit het behandelen van criminelen in de gevangenis, inderdaad wel een excentrieker veld dan de mensen die nog deel uitmaken van de samenleving. Volgens Dalrymple is door waarderelativisme een cultuur ontstaan van zoeken naar verzachtende omstandigheden, een cultuur waarin de dader van een misdaad geholpen moet worden en tot ‘slachtoffer’ van een maatschappelijk systeem werd gebombardeerd. Dit had tot gevolg dat de onderklasse en onderkant middenklasse, relatief sterk vertegenwoordigd in gevangenissen, zich naar die ideeën ging gedragen.

Zo ontstond een cultuur van het afschuiven van schuld en verantwoordelijkheid. In feite kan iedereen daar ‘slachtoffer’ van worden, maar de elite en allochtonen moeten dit het meest ontgelden omdat ze het verst van hen af staan. Het besef dat je individueel zelf verantwoordelijk bent voor je eigen keuzes en daden verdween. Dalrymple’s visie werd met name in rechtsere, rijkere en conservatievere kringen zeer geliefd.

Ruime aandacht voor normale mensen…

Lange tijd werden de onderklasse en onderkant middenklasse niet of nauwelijks vertegenwoordigd in de mainstream media, al stonden ze niet compleet buitenspel. Zo waren spelprogramma’s uit de jaren zeventig en tachtig voor een zeer breed publiek bedoeld, en waren tijdschriften als de Nieuwe Revu en de Panorama destijds gericht op de onderkant middenklasse. En ook toen vertegenwoordigde De Telegraaf de meningen van een deel van de onderklasse en onderkant middenklasse.

Maar in het meer officiële publieke discours, waaronder in de mainstream media en op tv, kreeg destructief vocabulaire erg weinig plek. Men sprak meestal veel netter, aardiger, genuanceerder en beleefder dan de gewone mensen. En ook de tv-programma’s waar mensen uit allerlei maatschappelijke klassen in opdoken, waren grootser opgezet en hadden chique cachet.

De jaren ‘90 zouden echter alles veranderen. Hierover maakte National Geographic in 2015 een zesdelige documentairereeks. Het was niet alleen een mooi gemaakte ‘trip down memory lane’ voor de generatie die nu jongvolwassen is (en, vandaar de timing, sinds kort interessant is geworden voor de adverteerders). De serie bood een scherp inzicht in een essentiële maatschappelijke verschuiving, die ook nadrukkelijk zichtbaar was in de mainstream media: vanaf die tijd werden ‘normale’, onbekende mensen centraal gesteld. Reality-tv werd de norm.

De gelikte studioshows, maar ook informatieve en educatieve tv, waren nauwelijks nog interessant. Wat beschaafd, netjes of genuanceerd was, moest ruimte opgeven. De cameraploeg moest de straat op, gewone mensen moesten de studio in, complete tv-formats boden gewone mensen de hoofdrol (onder andere Big Brother) of stelden ze centraal (in Nederland bij onderbroekenlolprogramma’s als Over de Rooie, bij deels geïmporteerde sensatie-tv zoals onder meer Jerry Springer, Rescue 911 en Het uur van de waarheid, bij human interest-programma’s als De Vijf Uur Show, De zevende hemel of de duivel in huis, bij emotieprogramma’s als Rons Honeymoonquiz en Het spijt me, en vergeet ook de talkshow van Catherine Keijl niet).

Entertainment werd nieuws en nieuws werd entertainment, ook omdat tv dichter bij de normale mensen moest staan. Het niveau van de items, van de onderwerpen en gesprekken moest naar dat van normale mensen. Soapseries sloten aan bij het leven en de overpeinzingen van normale mensen, hoe breed en vaag die doelgroep ook is. En ook in baanbrekende sitcoms zag je deze verschuiving: Roseanne, Married with children en Flodder, die ook de gewone mensen cultiveerden, waren gigantisch populair.

We zagen in die programma’s een realistische en gedetailleerde spiegel van ideeën en gedragingen van normale mensen. Ondertussen probeerden ze een huwelijk te winnen bij Rons Honeymoonquiz. Hun gewone kinderen kwamen bekende nummers playbacken in de Mini Playbackshow. In Eigen Huis en Tuin lieten ze hun kamers, huizen of achtertuinen verbouwen. Over de Rooie vroeg willekeurige passanten op straat om lollig bedoelde, flauwe, puberale uitdagingen aan te gaan voor ‘een rooie’ (duizend gulden, waar overigens nog kansspelbelasting af moest). In Het spijt me probeerden ze hun langslepende ruzies goed te maken. Ook talkshows zetten in op entertainmentitems, als ze niet te druk waren met actuele, alledaagse, ondeugende, of juist emotionele ‘human interest’ – gesprekken met vooral onbekende Nederlanders. Gesprekken die over zinloos geweld konden gaan, over vreemdgaan of open relaties, of over hoe het is om hoogbegaafd te zijn. Met name in die talkshows werd de manier van spreken ‘normaler’, persoonlijker, directer, maar ook grover. Jerry Springer is een vroeg en sensationeel voorbeeld van een type programma waarvan veel facetten grif werden gekopieerd.

Ook de journalistiek werd in de jaren negentig zo ‘normaler’. De eerder genoemde ‘human interest’-invalshoek van veel tv-programma’s maakte ook in de journalistiek opgang, wat journalisten als Peter R. de Vries, Jan Lenferink, Willibrord Fréquin en Pieter Storms bekendheid gaf. Niet toevallig waren zij veelal niet werkzaam op de publieke netten.

Begin jaren negentig kwamen de commerciële zenders in Nederland op. Pas in 1988 kreeg Nederland zijn derde tv-net en binnen enkele jaren kwam daar RTL Véronique bij, dat daarna RTL 4 heette. Binnen nog eens enkele jaren volgden RTL 5, SBS 6, Net 5, Veronica en, heel even, Sport 7. In een paar jaar was het aanbod bijna verviervoudigd met netten die volledig van adverteerders afhankelijk waren. Netten die grossierden in de hierboven besproken programma’s en die inzetten op sensatie in een gevecht om zoveel mogelijk kijkers.

…leidt tot politici voor gewone mensen

Waarom leidt die ontwikkeling in de media tot een politieke verschuiving in dezelfde richting?

In Nederland zijn de onderklasse en onderrand van de middenklasse door Pim Fortuyn politiek geëmancipeerd en vervolgens door voornamelijk Rita Verdonk en Geert Wilders tot een blijvende politieke factor gemaakt. Daar is de politieke stroming ontstaan die aan louter lippendienst bewees aan deze mensen die zich wanhopig hebben vastgeklampt aan demagogen die inspeelden op hun desolate en gefrustreerde gevoel (kijk bijvoorbeeld hier, hier en hier).

Ik ga binnenkort op deze plek uitgebreid in op het feit dat die populisten geen van allen iets hebben bereikt voor hun achterban. Het gaat me nu voornamelijk om de manier van communiceren die, ongeveer sinds het begin van deze demagogische stroming, gemeengoed is geworden.

Voor de jaren negentig was de enige politicus die verbaal in de verte leek op een directe vertegenwoordiging van de onderste bevolkingsgroepen, Hans Janmaat. Jan Marijnissen was er toen nog te maoïstisch voor en verreweg de meeste andere politici waren uiteraard wel met de belangen van normale mensen bezig, maar bedienden zich van een heel andere retoriek.

Een decennium lang stonden gewone mensen centraal in de mainstream media. Die grote verschuiving werd vlak na de jaren negentig via Pim Fortuyn ook politiek gerealiseerd. Kort door de bocht lijkt het erop dat Fortuyn een electorale kans zag bij een grote groep mensen die maatschappelijk al gemobiliseerd was door de media. Hij had het geluk van een goede timing in combinatie met een brede cultuuromslag die al bijna tien jaar realiteit was. Daardoor stond een politicus die uitstraalde voor normale mensen op te komen, bijna als vanzelf in het centrum van de aandacht.

Dit gebeurde langs ongeveer hetzelfde cynisme. Zoals adverteerders van de omroepen, in geld geïnteresseerd, veel geld konden verdienen aan de cultuuromslag, zo gold dit principe electoraal gezien na Paars 2 ook voor politici: wie inspeelde op de nieuwe politiek van en voor gewone mensen, liefst ophitsend van stijl, wist zich verzekerd van aandacht en als het even meezat ook van zetels.

Het blijkt daarbij, en ik kan dit niet genoeg benadrukken, compleet irrelevant of je ook werkelijk voor die mensen opkomt bij stemmingen in de Tweede Kamer. Essentieel is dat je verbaal voor de normale mensen opkomt, de onderklasse en onderkant middenklasse zegt te vertegenwoordigen en daar hun eigen retoriek bij gebruikt. Fortuyn functioneerde daarin vooral als overgangsfiguur: zijn uitspraken waren wel directer en hij gebruikte graag oneliners, maar hij sprak ook meer verzorgend, erudieter en eloquenter dan de demagogen die na hem ten tonele kwamen.

De heersende politieke klasse van intelligente, welbespraakte, overwogen maar soms ook ondoorzichtige politici (Dijkstal, Van Aartsen, Borst, Van Mierlo, Rosenmöller, Donner, Balkenende, Hirsch Ballin, Pronk en Cohen), moet het sindsdien, in elk geval als het om aandacht gaat, steeds meer afleggen tegen directe, vlot- dan wel grofgebekte, fact-free fulminerende collegae.

Wilders spant de kroon, gevolgd door andere (ex-)PVV-ers als Graus en Brinkman. Maar ook politici als Verhagen, Zijlstra, Blok, Mulder, Rutte en Roemer grossier(d)en steeds meer in felle, feitenvrije, ongenuanceerde, soms kwetsende, blatant domme uitspraken. Het proefballonnetje is daarbij belangrijker geworden dan een inhoudelijk artikel, de beschuldiging belangrijker dan de overweging, de waan van de dag belangrijker dan de lange termijn, de vijandschap belangrijker dan de brug. Uit die nieuwe politieke klasse ontstond de hufterpolitiek.

Over Roel Weerheijm 24 Artikelen
Roel Weerheijm (°1983) is Neerlandicus. Hij was redacteur van literair tijdschrift Kluger Hans en Meander en publiceert gedichten in o.a. Gierik-NVT, Tortuca, Extaze, Deus ex Machina en diverse bloemlezingen. Hij droeg zijn gedichten voor op diverse podia en poëziefestivals, waaronder Dichters in de Prinsentuin en Noorderzon. Daarnaast schrijft hij recensies en interviews voor Tzum, Awater, Ons Erfdeel en de Poëziekrant. Een dichtbundel en meerdere romans zijn in de maak.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*