Yellow Journalism At the Newseum, a journalism museum in Washington, DC. Door Kevin Harber, via Flickr.
Yellow Journalism At the Newseum, a journalism museum in Washington, DC. Door Kevin Harber, via Flickr.

Fake news? De redding van de media.

Sinds een jaar is er veel te doen omtrent zogeheten Fake News-verhalen die online rondgaan, maar wat zijn het nou eigenlijk? En wat kunnen we ertegen doen?

Iets nieuws?

In feite is er met fake news niets nieuws onder de zon. We weten bijvoorbeeld al jarenlang dat we sensatiekranten en roddelpers met een korreltje zout moeten nemen. Het is misschien onethisch, maar er valt brood mee te verdienen. Op z’n tijd maakten die bladen het wel erg bont en dan werd zo’n blad voor de rechter gesleept. Zelfs het af en toe moeten betalen van een schadeclaim is in die business een in te calculeren risico.

Inmiddels consumeren we meer nieuws via internet, een veel grotere nieuwsmarkt dan de nationale. Het zou dan ook niet verbazingwekkend moeten zijn dat daar meer, meer gevarieerde en meer schaamteloze sensatieartikelen tussen zitten.

http://www.worthytoshare.com/prankster-convicted-of-domestic-terrorism

Neem dit bericht. Er worden meer journalistieke vaardigheden gevraagd van de lezer, want als je verantwoordelijk berichten wilt verder verspreiden of voor waar wilt aannemen, dan moet je het bericht verifiëren. Dat begint met zoeken naar feiten zoals een naam, plaats of datum.

Om je ervan te vergewissen dat het om echte informatie gaat, moet je als lezer dus de feiten gaan checken als een journalist. Een eerste hint dat het fake news betreft is dan al snel gevonden, want dit soort fake news bevat doorgaans weinig ‘feiten’ om te verifiëren, het bericht is immers verzonnen.

Het enige wat eruit te leren valt, is dat de jongen Paul Horner heet. Als we die naam in Google invoeren, leren we al snel dat niets van dit bericht op waarheid berust. Maar er zat toch een geloofwaardige foto bij? De zogenaamde dader op de foto is in werkelijkheid een zestienjarige jongen die veroordeeld werd voor het vermoorden van een 23 maanden oude baby (en ja, gelukkig werd hij veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf).

Wie zit erachter?

Bestaat Paul Horner dan niet? Ja, hij bestaat wel, tussen de Googleresultaten staat zelfs een Wikipedia-pagina over hem. Hij is een van de pioniers in fake news. Het is een booming business, die zich niet alleen met dit soort ‘onschuldige’ fictionele berichten bezighoudt. Vlak na de Amerikaanse presidentsverkiezingen liet hij in een interview weten dat hij dacht verantwoordelijk te zijn voor de Trumps overwinning:

“I think Trump is in the White House because of me. His followers don’t fact-check anything – they’ll post everything, believe anything. His campaign manager posted my story about a protester getting paid $3,500 as fact. Like, I made that up. I posted a fake ad on Craigslist.”

In hetzelfde interview geeft hij aan 10.000 dollar per maand te verdienen. Met zo’n aanzienlijk bedrag zijn genoeg mensen bereid om hun morele bezwaren aan de kant te gooien.

Het business-model is zelfs nog beter dan dat van hun voorgangers, de tabloids. Online zijn er immers weinig beperkingen– je kunt ongrijpbaar te werk gaan vanuit een ander land. Paul Horner is dan ook niet de enige die in dit gat is gesprongen.

Een andere grote naam in fake news is Jestin Coler. Ook Coler verdient er goed aan. In een interview uit november 2016 geeft hij zelfs aan dat hij tussen de 10.000 en 30.000 dollar per maand binnenkrijgt.

En ook Jestin Coler schroomt niet om verder te gaan dan de traditionele sensatiekranten om verhalen te verzinnen die ver reikende invloed hebben op onze politiek. Een verhaal dat hier direct aan gekoppeld is heeft de titel: “FBI Agent Suspected In Hillary Email Leaks Found Dead In Apparent Murder-Suicide”. Pure onzin, volledig aan elkaar verzonnen.

De schade is al aangericht?

Voordat zo’n bericht ontkracht is, krijgt het al de (on)nodige aandacht. Inmiddels heeft het bericht zijn werk gedaan en is de site waarop het verscheen niet meer actief, maar nieuwe sites met nieuwe onzinberichten zullen snel genoeg volgen. Google verwijderde in een tijdspanne van nog geen 2 maanden maar liefst 200 onzinsites.

Het is dweilen met de kraan open voor bedrijven als Google en Facebook, maar willen we überhaupt die verantwoordelijkheid geheel bij hen leggen? Het is makkelijk om je voor te stellen wat voor gevaar er in een dergelijke oplossing schuilt. Facebooks beruchte naaktbeleid is een goed voorbeeld van hoe dat uit de hand kan lopen. En dat gaat alleen nog maar over afbeeldingen met naakt erop en niet over opinieartikelen over politieke ontwikkelingen.

Het leek zo mooi: internet zou dictators omverwerpen, de massa bevrijden en eindeloze openheid bieden. In 2011 waarschuwde internetscepticus Evgeny Morozov in zijn boek The Net Delusion: The Dark Side of Internet Freedom al voor de naïviteit van cyberutopisme (blind zijn voor de mogelijkheden om met internet informatie te controleren en manipuleren) en internetcentrisme (het internet zien als een object dat buiten de samenleving staat en waarmee die samenleving beïnvloed kan worden).

Nu we de geest niet meer terug in de fles kunnen doen en we inmiddels minder naïef zijn over de mogelijkheden en macht van internet als medium, wordt er echt gestreden tegen fake news. Recent is er, met het oog op de verkiezingen in Europa dit jaar, een samenwerking ontstaan tussen de internetgiganten en de media. Maar kunnen we dit aan deze partijen overlaten? Of moeten we van de politiek verwachten dat die dit probleem aanpakt?

Hoe beschermen we de online vrijheid?

Terwijl politici zich druk maken over de invloed van de Russen in de aanstaande verkiezingen, is er betrekkelijk weinig aandacht voor dit probleem, want wie heeft de Russen nodig als mensen Paul Horner en Jestin Coler ongestoord hun gang kunnen gaan?

Misschien is het ook maar beter dat dit onderwerp beperkte aandacht krijgt van de politiek, want er kan natuurlijk makkelijk spanning ontstaan tussen het beschermen van onze wereld met het ideaal van de vrijheid van meningsuiting en de beperking van die vrijheid met censuur. Als de internationale politiek op dergelijke wijze actief zou ingrijpen, zijn onze cyberdromen misschien nog wel sneller verloren. Zo’n vaart zal het echter niet lopen – en niet alleen omdat de meeste politici de vrijheid van meningsuiting als een groot goed zien.

Substantiële politieke oplossingen die tevens de vrijheid van meningsuiting niet ondermijnen, zullen net als het internet internationale reikwijdte moeten hebben. Dat gaat voorlopig niet gebeuren, gegeven de huidige stand van zaken. Dus we zijn op onszelf aangewezen om fake news uit ons leven te bannen. Daarom is het tijd dat we als burgers zelf meer verantwoordelijkheid leren nemen, fake news leren zien voor wat het is, het met een korreltje zout nemen of het überhaupt niet meer lezen.

We moeten dus of zelf journalistje spelen om het uit te dokteren, of weer meer leren vertrouwen op onze gevestigde nieuwsbronnen. Een test:

http://usuncut.com/news/white-house-blacklists-cnn-wont-promote-trumps-agenda/

Voer voor consipracy theorists, smullen maar?

Alhoewel het volgende bericht geclassificeerd kan worden als clickbait, is het een goed voorbeeld van hoe lastig de grens soms is tussen feiten en fictie.

Het verhaal hierboven is gebaseerd op een echte verslaglegging, dat echter veel milder is. CNN is namelijk niet op een zwarte lijst gezet, het Witte Huis heeft alleen laten weten dat het de zender niet ziet als een goed platform om hun beleid op te promoten. Dat wordt in de echte verslaglegging duidelijk benadrukt en belangrijker nog: dat is redelijk normaal. Obama verscheen ook maar beperkt op bepaalde nieuwszenders, omdat hun invalshoek niet goed aansloot.

Dit clickbaitbericht geeft op de pagina ook aan dat de vragen van CNN nog steeds beantwoord worden. De misleiding van het bericht zit hem dus meer in de manier waarop de feiten gepresenteerd worden, de combinatie van Trumps eerdere uitlatingen over CNN – dat CNN fake news zou zijn – met deze nieuwe berichtgeving.

Het meest misleidend is nog wel de foto die bij het artikel is geplaatst. Op die foto is Kellyanne Conway, de bekendste adviseur (en spin doctor) van president Trump te zien. Zij is echter niet de ‘White House official’ die geciteerd wordt en ze is bovendien ook nog gewoon te zien op CNN.

Kortom, het artikel is misleidend omdat het gedegen afweging mist. Daarnaast is het insinuerend, maar het is niet hardcore fake news. Menigeen zal, geconfronteerd met dit soort fake news, niet doorhebben dat dit journalistiek gezien volledig beneden de maat is. En nu is klinkklare onzin herkennen nog te doen, maar zo begeven we ons via hellend vlak alsnog richting disinformatie. Dat is niet erg, de ouderwetse en vertrouwde media en journalistiek kunnen dit verhelpen.

Idealiter zouden politici hun kiezers juist geïnformeerd willen zien, maar als zelfs politici deze gevestigde media ondermijnen, zoals Trump dat doet met CNN en The New York Times, is er weer meer behoefte aan de geloofwaardige en betrouwbare nieuwsbronnen.

De opkomst van fake news kan de vertrouwde media, waarover een paar jaar geleden nog werd gesproken als een uitstervend ras en waarvoor verslagleggend Nederland ook nu nog zijn hart voor vasthoudt, juist weer nieuw leven inblazen. Want wie heeft er straks nog zin om zelf telkens de kaf van het koren te moeten scheiden?

 

Over Sharon Hagenbeek 36 Artikelen
Sharon Hagenbeek heeft Literatuurwetenschappen en Filosofie gestudeerd en schrijft over die onderwerpen voor diverse media. Daarnaast is ze momenteel bezig met het haar PhD-onderzoek naar Animality in het werk van Nietzsche en Foucault.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*