Filosoof David van Ofwegen vergelijkt de vorming van onze sociale en politieke identiteit met behulp van Apple, om zo de toekomstige uitdagingen aan te wijzen: moeten we aan de iVote?
In de VS, vanwege haar geschiedenis als immigratieland, maar ook de cultuur, het individualisme en het invullen van ieder’s eigen ‘American dream’, speelt het denken in termen van identiteit een grotere rol in de belevenis en het publieke debat dan bijvoorbeeld in Nederland, hoewel dit Amerikaanse exportproduct hier ook in opkomst is. De verzuiling is niet relevant meer in een ontkerkt Nederland, en de vraag “wie ben je?” wordt door de Hollander beantwoord met een vreemde blik en het stellen van zijn naam, in enkele gevallen vergezeld door de beroepskeuze of levensfase, “student”, bijvoorbeeld.
Ook in Thailand, waar ik de laatste zeven jaar woon, speelt individuele identiteit geen grote rol. Ik schrijf ‘Individueel’ omdat er wel sprake is van een sterk gevoelde gedeelde identiteit, die van Thai en (meestal) Boeddhist. Het is geen voldoende marge voor kwantitatief onderzoek, maar deze twee voorbeelden wijzen erop dat de VS wat identiteit een uitzonderingspositie inneemt. Wat is er aan de hand?
De identiteit van de consument
Mijn jaren als graduate student en later als docent in de VS lieten om mij heen, een ander zelfbeeld zien, waarbij de vraag “who are you?” met meer kwalificaties werd beantwoord, met name door de (jonge) en kapitaalkrachtige studenten. De Amerikaan is een witte, veganistische vrouw, een lesbische latina of een trotse zwarte man. Aangeboren eigenschappen als geslacht, huidskleur of seksuele geaardheid, maar ook lifestyle keuzes dragen bij tot de identiteit. Net als met nationaliteit in Thailand, of in het Duitsland van vlak na de Weimarrepubliek, kan je je afvragen of ‘trots’ een gepast gevoel is bij eigenschappen waar men niet voor heeft gekozen. Dit daargelaten, wil ik nagaan of de drang naar identiteit verder gaat dan dit fenomeen alleen. Het elektronicabedrijf Apple en zijn marketingstrategie biedt verder inzicht.
Met een iPad koop je bijvoorbeeld niet alleen een mooi ontworpen, makkelijk te gebruiken en technologisch geavanceerd product dat vooral onmisbaar is voor de niche van grafisch ontwerpers en andere professionele gebruikers, maar ook een stukje identiteit. In een Copernicaanse revolutie van de consumptiemaatschappij verschuift het zwaartepunt van de aanschaf van het gebruik van het product zelf naar de identiteit van de gebruiker.Dit is geen uitsluitend Amerikaans fenomeen, ook in Thailand speelt het beeld van de gebruiker een grote rol, maar waar het de Amerikaan voornamelijk gelegen is om zijn identiteit als zelfbeeld, ligt in Thailand de nadruk op het naar buiten geprojecteerde beeld van relatief succes ten opzichte van de omgeving.
Ter illustratie: in Thailand wordt op auto’s die niet lokaal geproduceerd worden een belastingtarief geheven van meer dan 100%. Hierdoor is het prijsniveau op de automarkt sterk vertekend. In hetzelfde segment van omvang en luxe bestaan er grote prijsverschillen tussen verschillende merken, verschillen die er in de VS of Europa niet zijn. Een Subaru kost bijvoorbeeld twee keer zoveel als een vergelijkbare Toyota, omdat laatstgenoemde hier fabrieken heeft staan. Toch rijden er steeds meer Subarus rond. Het is niet de rijervaring, de specificaties of het gemak, maar het feit dat je geld over hebt en daarom een Subaru koopt, wat rijke Thais ertoe beweegt er een aan te schaffen. Daar wordt heel eerlijk over gesproken. De aankoop wordt verklaard in termen als เท่ (‘stoer’), พิเศษ (‘speciaal’) of gewoon als แพง (‘duur’), waarbij vanzelfsprekend de hoge prijs zelf een zichtbare kwaliteit is.
Bij Apple speelt het geprojecteerde beeld ook een rol, maar (Amerikaanse) reclamespotjes spelen vooral slim in op het zelfbeeld. Ja, ik wil gezien worden als Apple-gebruiker, maar ik wil bovenal mezelf herkennen, identificeren met het soort mens dat een Macbook heeft. De Apple-gebruiker is hoogopgeleid, gelukkig, succesvol, rijk en heeft gevoel voor esthetiek. In de vroege jaren van het merk speelde ook het ‘anders’-zijn een rol, hoewel dat inmiddels moeilijk meer is vol te houden.
Politieke identiteit
Na Apple kijken we naar een ander aspect van de bevraging naar identiteit, de politieke identiteit. Net zoals consumeren steeds meer een kwestie van de identiteit van de consument wordt, staat ook in de huidige politiek de identiteit van de politieke mens centraal. Ik zou willen zeggen ‘van de stemmer’, maar het wil zo dat de generatie waarvoor politieke identiteit zo belangrijk is, het het meest laat afweten wanneer er gestemd kan worden. Bij het #Brexit-referendum in het Verenigd Koninkrijk was opkomst van de jeugd relatief het laagst. Het VK, als Atlantische brug tussen de VS en Europa (de ‘Eurazische vlakte’) staat ook qua identiteitsdenken dichter bij hun voormalige kolonie.
Uit een analyse van de #Brexit blijkt het identiteitsdenken op de voorgrond te staan. Voordat we kijken naar de redenen van de 52% die leave stemden, willen we graag weten wie ze waren. Er moet een label op. Meer nog dan hun ideeën of beweegredenen, is hun identiteit van groot belang voor een generatie die denkt in termen van identiteit. Het kunnen toch geen mensen zijn zoals jij en ik? Als ze ‘fout’ stemmen moet daar in de grondslag een foute persoonlijkheid of moraal achter liggen die tot zo’n stem heeft geleid –een foute identiteit. Zo niet, dan zou de bron van hun afwijkende stemgedrag wellicht wel een simpel meningsverschil kunnen zijn, wat weer zou betekenen dat er een mogelijkheid bestaat dat ik het mis heb. En wat zegt dat over mij? Dat is niet een identiteit die ik mezelf graag aanmeet, die van het-mogelijk-mishebben. Liever dan eentje van de verheven intellectueel met het morele en politieke gelijk aan mijn kant.
Nederlandse politieke identiteit
Ook de Nederlandse politiek en de daarmee verweven media speelt in op het identiteitsdenken. Het vraagstuk van de Islam is in de laatste decennia een prominentere rol gaan innemen in het politieke debat, met name na de komst van Fortuyn en Wilders. De Islam wordt gezien als een problematisch ideologisch vraagstuk, omdat het de progressive kernwaarden van openheid, tolerantie, vrij immigratie en zorg voor minderheden in confrontatie brengt met andere progressive waarden van feminisme, vrijheid van seksuele geaardheid, afvalligheid en het lijden van dieren. Partijen die populair zijn onder jongeren en die verantwoordelijk zijn voor het totstandkomen van de huidige, vrije, open Nederlandse maatschappij zien hoe progressieve verworvenheden terrein verliezen door de invloed van de conservatief-religieuze waarden van de Islam en haar aanhangers, die meer gemeen hebben met de streng Christelijke moraal waar zij in de vorige eeuw traditioneel tegen streden, dan met hun eigen overtuigingen. Erger nog, het zijn hun vermaande politieke tegenpolen die zich het sterkst negatief uitlaten over de conservatieve Islamitische ideologie. De verwerking van dit conflict van waarden binnen de progressieve politieke stroming wordt bemoeilijkt door het identiteitsdenken. Ben ik nog wel progressief wanneer ik ageer tegen religieus-conservatieve waarden van Islamitische minderheden of immigranten? Men wil het conceptueel dualisme van het ‘links/rechts’ politieke spectrum niet opgeven, ongeacht contradicties, omdat het de eigen progressieve identiteit schaadt. Een compromis of het loslaten van één der veronderstelde kernwaarden is onmogelijk.
Dit identiteitsdenken ziet men terug in het (indertijd) nieuwe politieke fenomeen van het ‘demoniseren’. In plaats van in te gaan op de waarheid van overtuigingen, wordt de nadruk gelegd op de identiteit van de politicus, zoals de prominente opiniemaker Martijn van Dam die destijds Pim Fortuyn op TV een “minderwaardig mens” noemde. Krap twintig jaar laten is het identiteitsdenken geëvolueerd van het aanvallen van de identiteit van de uitspreker van de overtuigingen, naar het aanvallen van de identiteit van het electoraat van de uitspreker. Wanneer het hanteren van stigmatiserende (en feitelijk onjuiste) krachttermen als ‘fascist’, ‘racist’ en ‘Nazi’ niet het gewenste effect bereikt, namelijk het eigen politieke gewin, richt men het vizier op het electoraat. ‘Onderzoeken’ duiken op in kranten waarbij het IQ, de moraliteit en de welvaart (het ‘succesvolle’ leven) van het electoraat van bepaalde partijen wordt gekwantificeerd. Stemmers op de ene partij kunnen zichzelf zien als hoog opgeleid, moreel en vermogend, terwijl stemmers van de andere partij dom, slecht en arm zijn. De term ‘Tokkies’ als politieke identiteit is geboren. De vraag die de media stelt, is dezelfde als waarmee dit artikel begon: “wie ben jij?”. Het gewenste antwoord is uiteraard een aanhanger van een partij waarvan het electoraat als jong, slim en succesvol wordt geschetst. Ook een iVote kopen?
iVote?
Het politieke identiteitsdenken als vervanging van een open discussie van overtuigen, is een gevaar voor een gezond functionerende democratie, die staat of valt met het accepteren van de uitslag van een democratische keuze. Ook is het de vraag of een democratie wel zinvol is zonder een levendig publiek debat over politieke standpunten over sociale voorzieningen, politieke ideologie, religie, cultuur, immigratie en fiscaal beleid. Een democratische samenleving moet empirisch ingesteld zijn.
De checks en balances van een democratie, namelijk de mogelijkheid om naar een vast aantal jaren een regering via verkiezingen af te rekenen of te belonen voor haar beleid, vereisen het vermogen van de burger om van mening te kunnen veranderen. Beloftes moeten getoetst kunnen worden aan actueel beleid en inschattingen heroverwogen worden. Men moet flexibel kunnen zijn. Het identiteitsdenken staat dit in de weg, omdat de drempel van het openstaan voor de afwijkende mening van een ander wordt verhoogd.
Identiteit is een serieuze aangelegenheid, een fundering van het mentale welzijn van de drager. Wanneer een politiek geschil enkel plaatsvind in een arena van overtuigingen, ‘buiten’ de drager, zal het aanpassen van die mening minder weerstand oproepen dan wanneer de eigen identiteit in het geding is.
In verschillende termen en filosofische context, schreven John Dewey en Nietzsche over wat tegenwoordig vaak wordt aangeduid als cognitieve dissonantie; de vaak pijnlijke confrontatie met een andere waarheid, waarbij de respons uiteen kan lopen. Is er sprake van de aantasting van zekerheden die als fundering dienen van de eigen identiteit, dan zal er meer dissonantie plaatsvinden en een grotere neiging tot het vastklampen aan de eigen overtuiging, ongeacht de nieuwe impulsen; de actor is in poker-termen ‘all-in’. Niet alleen de zekerheid over de externe wereld staat op het spel, maar ook die over de plaats in die wereld van de actor zelf, en zijn of haar geestelijke gesteldheid.
Wil de Westerse democratie niet in een nog grotere crisis gestort worden dan zij zich nu in bevindt, dan zullen we het identiteitsdenken moeten loslaten en de nadruk terug moeten leggen op datgene wat gezegd wordt in plaats van op de identiteit van de spreker of de stemmer. Mensen voelen en weten namelijk wanneer hun argumenten niet gehoord worden en wanneer ze een identiteit wordt opgedrongen waar ze niet om hebben gevraagd, als ze überhaupt al zochten naar een identiteit. Dit gebeurt vaak ook volgens het racistische identiteitsdenken (de ‘boze witte man’), dat met een eenvoudige vervanging van het het ene ras door het andere voor het eerst sinds 1945 weer acceptabel geworden is. Het overbruggen van de kloof tussen de gestigmatiseerde, ontevreden bevolking enerzijds en de politieke elite (die zich het identiteitsdenken meester heeft gemaakt) met de daardoor getekende nieuwe generatie anderzijds, zal één van de grootste maatschappelijke uitdagingen van de komende jaren zijn.
Geef als eerste een reactie