Afgelopen zondag lanceerde Arjen Lubach de Kamergotchi, een app voor de betrokken kiezer. Net als bij het originele spel Tamagotchi, moet je bij Kamergotchi ook uitblinken in het verzorgen van je gotchi. Het verschil is echter dat je in de Kamergotchi de willekeurige zorg krijgt voor een lijsttrekker. En juist daardoor komt de zorg opeens in een ander daglicht te staan. Want wat nou als je moet zorgen voor Geert Wilders?
Op Twitter delen een aantal gebruikers van Kamergotchi hetzelfde probleem waarmee ik zit; hoe te zorgen voor Geert Wilders. Mijn eerste reactie was dat ik hem gewoon liet verhongeren, die virtuele Geert Wilders. Voor mij staat namelijk Wilders voor onderdrukking, racisme, ontevredenheid en kortzichtigheid. We hebben het hier over een kamerlid met een strafblad die door ons rechtsorgaan als “politicus onwaardig” is geclassificeerd. Ik denk dat daarmee mijn woede op Wilders’ politieke keuzes gefundeerd is.
De woede die ik voel leidt tot een zekere mate van vergeldingsdrang, zeker nu ik “Geert Wilders” moet verzorgen. “Ik laat hem verhongeren, dat is zijn verdiende loon” denk ik stiekem. Maar er knaagt iets aan me, want is die woede die ik voel voor Wilders niet juist waar ik me zo aan erger in Wilders zelf? Het uitsluiten van mensen op grond van een bepaald kenmerk?
Blinde woede
Martha Nussbaum laat in haar boek Woede en Vergeving zien dat woede per definitie normatief problematisch is. Dat komt omdat woede altijd gepaard gaat met een stukje vergeldingsdrang en het vaak gericht is op wat is gebeurd.
De vergeldingsdrang is normatief problematisch, omdat het slachtoffer er vanuit gaat dat het straffen van de dader de geleden schade op de een of andere manier herstelt of beter maakt. Dat blijkt echter zelden het geval te zijn. Natuurlijk geeft het rust en verlichting als de dader van bijvoorbeeld een moord achter slot en grendel verdwijnt. Dat is noodzakelijk voor de erkenning van de grondige misstand die is gepleegd. Maar de dader iets toewensen in de hoop dat dat de geleden schade op de een of andere manier minder erg wordt, is niet meer dan een denkfout.
Het probleem van woede is dat woede door de vergeldingsdrang alleen maar aangewakkerd wordt, waardoor iemand “blind ziet van woede”. Dit belemmert niet alleen de eigen menswaardigheid (woede is een vorm van machteloosheid), maar het helpt ook niet in een evenwichtige focus op schade en herstel van die schade. Woede, stelt Nussbaum, is met name een kinderlijke emotie die het werkelijke probleem niet oplost en het zelfrespect danig aantast.
Vergeven?
Iemand vergeven zien wij beschaafde mensen vaak als een erkenning van de menselijke kwetsbaarheid en als een moreel hoog in aanziende deugd. Vergeving is volgens de filosoof Charles Griswold, een proces dat het tot bedaren van de woede tot doel heeft, waardoor het vergeldingsgedrag stop wordt gezet (Nussbaum; 74).
Iemand vergeven is een daarmee moreel deugdzaam, niet alleen omdat daarmee de woede wordt gestopt, maar temeer omdat het de menselijke waardigheid weer herstelt. Het nare van vergelding is namelijk dat wij vaak de dader veelal als mensonwaardig zien. Toch is Nussbaum ook geen fan van vergeving. In het vergevingsproces speelt de vergeldingsdrang namelijk nog steeds een rol, maar nu de in de vorm van boetedoening en nederigheid. Van de dader wordt verwacht dat hij met de billen bloot gaan; in een voldoende mate berouw laat zien en laat zien dat hij menswaardig genoeg is.
Maar wat dan wel?
De woede die ik voel voor alles waar Geert Wilders voor staat, is dus een kinderlijke reactie die doortrokken is van een vergeldingsdrang dat niets oplost. Daar heeft Nussbaum gelijk in. Want wat voor statement maak ik als ik “Geert Wilders” laat verhongeren?
Een ogenschijnlijke uiting van het feit dat ik het niet met hem eens ben wordt vertroebeld door de drang om hem te straffen voor zijn manier van zijn. Heeft Nussbaum niet gelijk dat ik mij daarmee verlaag en mijn eigen zelfrespect in diskrediet breng? Wilders vergeven is daarnaast ook problematisch, want hoewel dat in ieder geval de woede kan stoppen (wat overigens de vraag is, vergeven buigt de woede veelal af naar een problematische vorm van morele verhevenheid), blijft de geleden schade bestaan en biedt het ook geen garantie dat toekomstig wangedrag verminderd wordt.
Wat we nodig hebben, stelt Nussbaum, is dat wij ons op de toekomstig richten; niet door ons de vraag te stellen hoe wij de dader op een dusdanige manier kunnen straffen dat hij zal lijden voor wat hij heeft gedaan, maar door ons op de vraag te richten hoe wij het onrecht in de toekomst kunnen voorkomen. Daarvoor is vertrouwen nodig, stelt Nussbaum, want zonder vertrouwen verliest de samenleving zijn bestendigheid en legitimiteit. Ik denk dat Nussbaum daarmee een essentieel punt raakt; wat wij nodig hebben is niet meer hardheid en strengheid voor elkaar. Dat leidt onherroepelijk tot meer onvrede, meer verdeeldheid en daarmee meer woede.
Wat we nodig hebben is een constructieve houding waarin wij zorg dragen voor elkaar, waarin wij elkaars overeenkomsten bevestigen in plaats van onze verschillen en waarin wij elkaar vertrouwen geven. Woede moeten wij gaan zien als een zwaktebod, als een hindernis dat ons niet gaat helpen en wat ons niet het resultaat gaat brengen wat wij nodig hebben.
En dus ga ik goed voor Geert Wilders zorgen, wat overigens niet betekent dat ik geen weerstand zal geven tegen zijn kinderlijke neiging tot woede. Juist bij personen als Wilders moeten we extra ons best doen om zijn woede te ontmantelen; hem zijn zelfrespect terug te geven en hem te laten zien hoe je “politicus waardig” bent. Een oproep tot woedeloos verzet.
Referenties
- Nussbaum, Martha, 2016, Woede en vergeving, Ambo/Anthos.
Geef als eerste een reactie