Of het nu de Brexit is, een belangrijk kamerdebat of de aanslagen in Brussel, Parijs, Istanbul of elders: het nieuws lijkt intussen op een andere dan inhoudelijke manier met de gebeurtenissen om te gaan.
Eerder schreef ik over wat ik als de belangrijkste aanleiding zie voor de opkomst van de hufterpolitiek: de aandacht in de jaren negentig voor ‘gewone mensen’ en de vervlechting van nieuws en entertainment. Die vervlechting is na de jaren negentig alleen maar sterker geworden. En hoe grootser het nieuws, hoe meer die vervlechting van nieuws en entertainment opvalt.
Daar bedoel ik niet mee dat serieuze nieuwsberichten als vermaak zou worden gebracht. Wel bedoel ik dat er naast de feitelijke berichtgeving (die overigens voor de schijn van actualiteit te dicht op de feiten is gaan zitten en steeds sneller reageert) veel, héél veel aandacht is voor de citaten, de personen, de peilingen, die vaak uit hun context worden gehaald en besproken.
Spanning en sensatie zijn leidend. Ja, ook aan duiding en contextualisering wordt indrukwekkend hard gewerkt door journalisten, maar die artikelen moeten het qua aandacht ruimschoots afleggen tegen de retoriek, de namen en de competitie van oneliners om de grootste echo in de traditionele en de social media te laten horen.
In tijden van verkiezingen en referenda zijn peilingen belangrijker dan de échte voorgenomen plannen van partijen. Het doorprikken van leugens of overdrijvingen gaat compleet aan de meeste mensen voorbij.
In tijden van aanslagen valt voornamelijk op dat feiten en beelden eindeloos worden herhaald en dat er veel playtime is voor de voorspelbare oneliners van politici. Er is veel minder aandacht voor de échte impact van die gebeurtenissen als de waan van de dag enigszins is verdwenen, of voor de scherpe duiding die uitlegt hoe het kan dat er jongeren, geboren en getogen in een West-Europese stad, tot het plegen van een aanslag komen en wat er in die steden moet gebeuren om dit te voorkomen.
Visie en leiderschap, of besturen en doormodderen?
Het nieuws wordt met een erg oppervlakkig narratief benaderd, alsof politici personages in een soapserie zijn die continu met elkaar in de clinch liggen, waarvan de woorden op een gouden weegschaal worden gelegd, zonder dat we echt over de achtergrond en hun zielenroerselen politici worden geïnformeerd. Dit hangt samen met twee tegengestelde ideeën: enerzijds de vaak gehoorde klacht dat de politiek steeds meer is vernauwd tot het besturen van Nederland (een politicus zou veel meer persoonlijkheid en bevlogenheid moeten laten zien, veel meer bezig moeten zijn met het uitvouwen van een echte visie, en veel minder met concrete maatregelen) en anderzijds de stelling dat visies en leiderschap juist een averechts effect hebben en dat doormodderen de meest reële en de minst slechte optie is.
De ideeën van hoogleraar bestuurskunde Hans de Bruijn vallen onder die tweede categorie. In een bespreking van een essay dat hij in Trouw publiceerde worden (ironisch?) de woorden ‘politici’ en ‘bestuurders’ consequent door elkaar gebruikt. Recenter publiceerde hij een nieuw essay in Trouw waarin hij erg concreet is in zijn visie: de eisen die we stellen aan politici zijn onrealistisch streng en strikt, een politicus is maar een mens, iemand die tientallen jaren in de politiek zit en die wel eens van standpunt verandert. Hebben we geen oog voor de complexiteit van de samenleving, dan komen we terecht in een donkere vicieuze cirkel: met onrealistisch hoge eisen zullen politici ons per definitie teleurstellen – bij herhaling van dit patroon lijkt het nog echt waar ook – vervolgens maakt het ‘ons’ tot ‘slachtoffers’ en de politici tot ‘daders’ – we eisen van politici alleen maar meer daadkracht en consequentie dat elk compromis onhaalbaar wordt.
Maar waar ontstaat het podium voor die vicieuze cirkel? Wie houden de microfoon onder de neus van de ‘man van de straat’, wie bouwen de spanning op tussen politici en de stemmers? Hoe meer journalisten zich bezighouden met (het conditioneren van) elke vorm van aandacht aan de politiek, hoe meer ze investeren in een groeiende spanning tussen ontevreden burgers en politici die zonder vangnet op een steeds slapper koord moeten balanceren. (Terzijde: het helpt overigens ook niet dat journalisten hun werk steeds meer hybride benaderen. Het werkt belangenverstrengeling, oppervlakkiger werk en focus op de vorm in plaats van de inhoud veel meer in de hand.)
Rob Wijnbergs metajournalistiek
De meest opvallende metajournalist van de laatste jaren is Rob Wijnberg: een filosoof die zich als journalist is gaan concentreren op het functioneren van de journalistiek zelf. Hij schreef in 2009 het boek En mijn tafelheer is Plato, dat inging op de toen al dwingende conditionering door journalisten en presentatoren van nieuwsitems. Kortere interviews op tv en in de krant, steeds meer opvallende, ongenuanceerde citaten. Diepgang, nuance en context leggen het steeds meer af. Politici van de oude stempel zoals Hirsch Ballin en Donner werden ook toen al nauwelijks nog uitgenodigd voor tv-optredens, want hun stijl past niet meer bij de opvattingen van de tv-makers. De verkiezingsdebatten van de laatste paar decennia zijn bijna van het ergste soort verplatting: “Legt u uw visie op de woningmarkt eens in 30 seconden uit.” Hoe kunnen dat soort vragen recht doen aan de complexiteit van die onderwerpen? En hoe kunnen zo anderen dan de oppervlakkige, ongenuanceerde onelinerpolitici de aandacht trekken?
Wijnberg was enkele jaren hoofdredacteur van nrc.next, die hij van de hoofdredactie tot een krant moest maken die, in zijn woorden, verder van het nieuws af stond. Geen waan van de dag, geen hypes, maar gedegen nieuwsduiding. Zijn hoofdredacteurschap stopte volgens hem niet vanwege inhoudelijke redenen, maar het is veelzeggend dat juist dít initiatief stopte.
Over het fenomeen ‘nieuws’ zei hij na zijn hoofdredacteurschap in 2012: “Het nieuws is in de meeste media een product geworden. Die bieden dat wat de meeste aandacht trekt, de nieuwsvoorziening is commercieel gedreven. De affaire-Badr, de affaire-Moszkowicz, de affaire-Sap. Alle media duiken erop, brengen het op een soortgelijke manier, praten elkaar na, en stappen als de verveling erin sluipt snel weer over op een nieuw onderwerp.”
Vooral de volgende zin in het interview is belangrijk: “De traditionele media zien nieuws zo als uitzondering op de regel, het uitzonderlijke, het nieuwe.” Dit is iets wat bijna iedereen lijkt te vergeten als het om kranten, journaals en nieuwssites gaat. Wijnberg zet dit onder andere in En mijn tafelheer is Plato uiteen: wat nieuws is, is nu juist níét normaal. Het is opvallend, anders, een uitzondering op de norm.
De praktijk blijkt er echter steeds meer vanuit te gaan dat nieuwsberichten de norm zijn. Wat er ook aan berichtgeving langskomt over bijvoorbeeld criminaliteit, geldt onverkort voor álle mensen die in de verte lijken op de vermeende daders. Hetzelfde principe lijkt te gelden voor sporters en doping, wetenschappers en fraude, religieuze vertegenwoordigers en hun religie. Gecombineerd met het gegeven dat het plaatsen van nieuws in zijn noodzakelijke context steeds meer een uitzondering wordt, is dit een kwalijke ontwikkeling. ‘Nieuws’ is op deze manier een samenraapsel van korte, op zichzelf staande feiten en gebeurtenissen die leidend worden in onze perceptie van de samenleving, met in het kielzog van de mainstream media de om aandacht en clicks hijgende xenofobe, egoïstische racisten van GeenStijl en The Post Online, sites die als vliegen op de stroop af gaan.
De meeste omroepen, kranten en websites lijken die zelfgefabriceerde verplatting cynisch te accepteren zoals hij is, zonder er zelf echt iets aan te willen doen. Berichtgeving wordt ook de laatste jaren, in de volle wetenschap van hoe die destructief die kan uitwerken, nog altijd verzorgd naar de conditionering van kort, snel en ongenuanceerd. Dit bevestigt alleen maar de verplatting van nieuwsfeiten, de marginalisering van context en nuance. Media die zelf proberen om op deze kwestie in te gaan (zoals de Volkskrant, Trouw en Villamedia), worstelen zichtbaar met het helder beantwoorden van de belangrijke vragen, dus met het cynische karakter van zoveel media. En dus zitten we met de gebakken peren. Deze manier van nieuwsgaring creëert de politici die het verdient: demagogen, leugenaars, angst- en haatzaaiers. Want, als er toch nauwelijks gekeken wordt naar het waarheids- en haalbaarheidsgehalte van allerhande beweringen, maar de mate van excentriciteit is juist bepalend geworden voor de hoeveelheid aandacht, hoe kunnen we dan verwachten dat politici die nuanceren, onderbouwen, visies ontvouwen in het centrum van de macht kunnen verblijven?
De politicus die Hans de Bruijn graag ziet, komt er niet zo lang de media tekortkomen in een onrustig tijdsgewricht waar juist nuance, visie en onderbouwing essentieel zijn voor het tegengaan van de eigenhandige afbraak van westerse waarden. Het maakt eens temeer de enige reden duidelijk waarom nietszeggende, opruiende, gratuite scheldende nitwits zoals Thierry Baudet, Annabel Nanninga en Joost Niemöller überhaupt een publiek kunnen trekken: de actuele berichtgeving is een wedstrijdje ver plassen geworden, maar dan met politici, mensen, religies en bevolkingsgroepen als slachtoffer. Constructieve opinies en bewegingen worden geregeld verstoord door deze scheldende extremisten en het is mij zeer de vraag hoeveel schade er moet worden aangericht voor dit tij eindelijk keert.
Geef als eerste een reactie