Foto door Jessy Parr, via Flickr.
Foto door Jessy Parr, via Flickr.

Overgewicht en staatsbemoeienis: een complex dilemma

Overgewicht is steeds normaler aan het worden, zelfs zozeer dat het inmiddels al het grootste gezondheidsprobleem van de Westerse wereld is. Martine Berenpas duikt in de complexiteit van dit probleem bestrijden met maatregelen.

Het RTL nieuws berichtte vorige week dat het aantal gevallen van boulimia nervosa de afgelopen dertig jaar aan het afnemen is. Psychiater Frédérique Smink gaf als verklaring voor deze daling het groeiend aantal mensen met overgewicht. Omdat overgewicht in de samenleving normaler is geworden, hebben mensen minder de neiging om hun eetbuien te compenseren door te laxeren en door te braken. Hoewel de daling van de incidentie van boulimia nervosa een goed teken is, is de reden die gegeven wordt voor deze daling allerminst geruststellend.

Overgewicht en obesitas vormen het grootste gezondheidsprobleem van de Westerse wereld. Ook in Nederland liegen de cijfers er niet om; het RIVM rapporteert dat in 2015 48,3% van de Nederlanders boven de 18 jaar kampt met overgewicht. Overgewicht wordt veroorzaakt door een combinatie van een verkeerd voedingspatroon en te weinig lichaamsbeweging.

Opvallend genoeg spreekt de politiek zich nauwelijks uit over dit toenemend gezondheidsprobleem. Dit terwijl de cijfers toch redelijk alarmerend zijn en het gerechtvaardigd is om niet te spreken van een individueel probleem maar van een volksgezondheidsprobleem.

Is de overheid terughoudend om te interveniëren omdat het eetgedrag van haar burger een privé-aangelegenheid is? Of spelen wellicht andere redenen een rol om weinig actie te ondernemen?

De laatste jaren heeft de overheid al op verschillende manieren geprobeerd om het probleem aan te pakken. Zo is er geïnvesteerd in reclamecampagnes die de burger moeten aanzetten om gezonder te eten en meer te bewegen. Daarnaast zijn supermarkten verplicht om het aantal calorieën en het suiker- en vetpercentage te vermelden op het etiket van de meeste producten.

Veel resultaat bereikten deze maatregelen niet. De doelgroep blijkt namelijk nauwelijks etiketten te lezen en daarnaast hebben reclamecampagnes met name een kortdurend effect en bewerkstelligt het geen echte gedragsverandering (Munnichs & Dagevos, 2007).

De softe aanpak blijkt dus maar nauwelijks te werken. Logisch ook, want overgewicht wordt door een wirwar van genetische, sociale, culturele en psychologische factoren bepaald en vereist daarnaast ook nog een grote mate van kennis over wat gezond voedsel is en wat niet.

Overgewicht is daarmee een complexer probleem dan bijvoorbeeld roken en cannabisgebruik. Hoewel zowel roken, cannabisgebruik en overgewicht in meer of mindere mate een gevaar vormen voor de gezondheid, zijn de gevaren van roken en cannabis een stuk eenduidiger dan overgewicht.

Daarnaast moet het individu, net zoals in het geval van roken, zelf inzien dat het een probleem vormt. Daarnaast moet hij over voldoende middelen en kennis beschikken om een gedragsverandering te bewerkstelligen en dit gedrag, zo niet zijn hele leven, vol te houden. Dit vereist het kunnen weerstaan van verleidingen van buitenaf zoals ongezond voedsel dat te koop is in supermarkten.

In het geval van roken wordt de burger door middel van accijnzen ontmoedigd om sigaretten te kopen. In 2007 onderzocht toenmalig minister van volksgezondheid Klink of het zinvol was om ongezond voedsel onaantrekkelijker te maken door middel van een accijnsverhoging. Hoewel dit een plausibele oplossing lijkt, blijkt het in de praktijk erg lastig om toe te passen. Want hoe moet je voedsel belasten en indelen in categorieën als “matig gezond”, “erg ongezond” en “zeer ongezond”? Bij roken is het overduidelijk; alle sigaretten zijn ongezond. Maar bij voedsel is die grens veel minder eenduidig en zijn veel producten, zoals kaas en vlees, in geringe mate gezond maar ongezond als ze in grote hoeveelheden worden genuttigd.

Overgewicht vormt een complex dilemma voor de staat. De aanpak van overgewicht vereist een verandering van de leefstijl van mensen en die leefstijl onttrekt zich in hoge mate aan de directe invloedssfeer van de overheid. De complexiteit van de factoren die overgewicht bepalen, zorgen er daarnaast voor dat het moeilijk is om een ‘schuldige’ aan te wijzen waarop de pijlen eenduidig gericht kunnen worden. Om overgewicht tegen te gaan is erkenning van het probleem nodig, kennis over gezond voedsel en de motivatie om een gedragsverandering te maken en te behouden. Een sociaal netwerk dat de gedragsverandering steunt is ook een belangrijke voorwaarde voor de kans van slagen alsmede voldoende zelfcontrole om verleidingen van buitenaf te weerstaan.

De cruciale factoren zoals motivatie om het probleem aan te pakken en de daadwerkelijke gedragsverandering, zijn van het individu zelf. Wanneer de overheid hier zich actief mee gaat bemoeien, belemmert zij de autonomie van haar burger. De kans bestaat dan dat de interventie gaat botsen met andere maatschappelijke waarden zoals levensgeluk en zelfbeschikkingsrecht.

Deze waarden worden echter niet geschaad wanneer de overheid zijn pijlen gaat richten op de verantwoordelijkheid van de voedselfabrikant. De voedselfabrikant produceert producten die teveel suiker en vet bevatten en die daarmee schadelijk zijn voor de gezondheid. Dit is op zich geen probleem, in de zin dat niet van de fabrikant verwacht kan worden dat hij met de productie en verkoop van deze producten moet stoppen. Het nuttigen van ongezond voedsel in geringe mate draagt bij tot het levensgeluk en vormt geenszins een belemmering voor de volksgezondheid. Een belangrijke stap die de fabrikant wel kan maken is de stap die recentelijk de Albert Heijn heeft gezet, door het aantal suikers in producten terug te brengen. Het investeren in technologieën die voedsel minder ongezond kunnen maken maar even lekker lijkt een schot in de roos te zijn.

De overheid dient kritisch te kijken op welke manier de consument meer kennis kan krijgen over de voedingswaarde van het product en de samenstelling ervan. Niet alleen in de bekende producten zoals frisdrank en snoep zit veel suiker, maar ook in ‘onschuldige’ producten zoals pastasaus, soepen en kant en klaar maaltijden zit suiker in.

Maar niet alleen het aantal suikers in een product is een probleem, ook de manier waarop de voedselfabrikant onze smaak en smaakbeleving manipuleert, dient onder de loep genomen te worden. In zijn boek The Dorito effect: the surprising new truth about food and flavor, stelt Mark Schatzker dat door de enorme hoeveelheid smaakstoffen in voedingsproducten, ons brein voortdurend een gevecht moet leveren om die onnatuurlijke smaken en wirwar aan communicatiesignalen die ze triggeren, te verwerken. De stoffen die de fabrikant gebruiken spelen met name een rol bij het onderdrukken van de impuls ‘genoeg’.

De overheid moet zich realiseren dat de consument op dit gebied door de voedselfabrikant misleid wordt. Het moderne dieet met een hoge mate van onnatuurlijke smaakstoffen leidt er volgens Schatzker toe dat de smaakpapillen ongevoeliger worden.

Overigens worden de onnatuurlijke smaakstoffen niet alleen ingezet om ervoor te zorgen dat de consument meer gaat eten, maar ook wordt het gebruikt om te maskeren dat het product simpelweg minder smaak en mineralen heeft dan de natuurlijke variant. Zo bestaan de meeste fruithapjes voor baby’s voornamelijk uit appel en heeft het soms maar 5% van het fruit in zich van wat het product claimt te zijn.

In het licht van het groeiend gezondheidsprobleem, dient de overheid een doordacht en maatschappelijk aanvaardbaar beleid te maken, waarin niet alleen de pijlen gericht worden op het veranderen van de individuele levensstijl, maar waar ook richtlijnen komen voor de rol van de voedselfabrikant.

 

Referenties

Minder boulimia doordat overgewicht normalen wordt (RTL Nieuws)

Hoeveel mensen hebben overgewicht? (Nationaalkompas.nl)

Klink bekijkt accijns op ongezond voedsel (NRC)

Munnichs, G.M., & Dagevos, H. (Eds), De obesogene samenleving. Maatschappelijke perspectieven op overgewicht. Den Haag: Amsterdam University Press, 2007.

Schatzker, Mark, The Dorito Effect, 2015, Simon & Schuster.

 

Over Martine Berenpas 24 Artikelen
Martine Berenpas (1979) heeft gezondheidspsychologie en wijsbegeerte gestudeerd aan de Universiteit Leiden en is momenteel bezig met haar promotietraject. In haar onderzoek vergelijkt zij vanuit een feministisch perspectief het denken van Emmanuel Levinas met het Daoïsme. Martine is geïnteresseerd in comparatieve filosofie, fenomenologie en ethiek.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*