In haar recensie van Philippe Claudels De boom in het land van de Toraja bekijkt Rachel Postma onze hedendaagse omgang met de dood.
Normaal gesproken houden we ons in het leven van alledag het liefst zo ver mogelijk van dit onderwerp, de dood. We houden onszelf voor dat het ons niet zal overkomen. Tot we er onherroepelijk zelf mee geconfronteerd worden. Dan is het prettig te weten dat anderen je voorgegaan zijn.
De teneur lijkt echter vandaag de dag te zijn dat je vooral niet bij de pakken neer moet gaan zitten, de zonnige kant in moet zien van het ziek zijn en je laatste dagen zo mooi mogelijk afsluiten. We beklimmen massaal de Mont Ventoux en halen geld op voor onderzoek. Je kunt alles overwinnen als je maar hard genoeg je best doet.
Je kunt je afvragen of het werkelijk haalbaar om die positieve instelling mee te nemen tot je je laatste adem uitblaast. En wat levert het ons op behalve de ontgoocheling aan het einde als het allemaal toch niet goed afloopt? Wat doet het met de nabestaanden wanneer je er zelf niet aan toegeeft dat je einde nadert? Heb je er niet meer aan je lot onder ogen te zien? Is het ook niet beter als we ons wel aan het onderwerp wagen.
De dood en onze confrontatie daarmee lijkt desondanks bezig aan een comeback op de Nederlandse televisie. In programma’s als BNNs ‘Over mijn lijk’ en ‘Zolang ik leef’ van RTL kunnen we volgen hoe het is om je eigen dood te zien naderen als je nog jong bent.
Ook in de Wereld Draait door werd er veel aandacht aan besteed toen Denker des Vaderlands René Gude vertelde dat we het eigenlijk allemaal best kunnen, doodgaan. Hij deed het later zelf en schreef er op de valreep een boek over. In een eerdere reeks van ‘Kijken in de Ziel’ werd hij samen met andere bekende Nederlanders geïnterviewd die stervende waren.
Hoewel je het kunt toejuichen dat er aandacht naar toe gaat, en het bijdraagt aan het bespreekbaar maken van een beladen onderwerp is het jammer dat soms effectbejag om de kijkcijfers de boventoon lijken te voeren.
De boom in het land van de Toraja
Dit boek past in die hernieuwde interesse en het bespreekbaar maken van het taboe. De dood loopt als een rode draad door het boek van Claudel, die al eerder een kort non-fictie boek wijdde aan de dood van zijn vriend Jean Marc Roberts, betiteld Jean-Bark.
In de Volkskrant bijlage van 9 juli j.l. zegt Claudel dat dit boek weliswaar over dezelfde thematiek gaat, maar dat het zich meer bevindt aan de kant van het leven. Zo verklaart hij “ziekte en dood horen bij het leven, maar het leven is toch vóór alles het plezier om het leven. Dat zijn we de doden ook verschuldigd.” Of dat de hoofdpersoon ook lukt valt te bezien.
Hij begint zijn roman met een beschrijving van waar de titel vandaan komt. Een volkje in Indonesië, op Sulawesi, plant bomen waar de doden in verder kunnen groeien. Vergroeien met de wortels van een boom. Een beter ritueel dan begraven, zo betoogt de verteller.
De dood zit er bij de Toraja veel meer vervlochten met het leven, terwijl wij in het Westen het onderwerp liever schuwen. We stoppen ze weg. We zijn er als de dood voor. In zijn boek tuigt hij een boom op voor zijn beste vriend Eugene, tevens producent van zijn films, die een paar jaar daarvoor is gestorven.
Vervolgens worden we in het boek getrakteerd op een paar tot de verbeelding sprekende beschrijvingen over de dood. Zo zegt hij: “alle schoonheid komt tot bloei in de schaduw van het laatste gevaar. “ Hij haalt Montaigne erbij, die ons kan leren dat filosoferen niets anders is dan leren sterven en dat niet de ‘dood moeilijk is maar het sterven zelf’. (p.16) Hij vermoedt dat hij er zelf wel niet zo goed in zal zijn omdat hij anders dan zijn landgenoot niet leeft in een tijd waarbij iedereen bij bosjes neervalt.
Claudels hoofdpersoon die geen naam heeft worstelt ermee hoe hij gedeeltelijk vervreemd raakt van zijn vriend vanwege het slechte nieuws dat hij zal sterven. Hoe hij nooit kan ‘weten wat je voor een ander betekent’(p21). Eugene is dan nog in de vijftig en veel te jong om deze wereld te verlaten. Hij blijft tot het laatst toe vrouwen versieren, tot de zuster (die hij daarvoor nog probeerde te veroveren met een huwelijksaanzoek) hem voor het laatst zal wassen en hij alleen nog kan glimlachen.
Het is heel schrijnend je geliefden zo te zien aftakelen (al blijven de ogen altijd hetzelfde verzucht de hoofdpersoon). Hoe het lichaam ten onder gaat en de strijd verliest. Zijn vriend is er nog niet klaar voor hem los te laten, maar zal wel moeten. Eugene ziet zijn ziekte als ‘een samenballing van alle negativiteit in z’n leven’(p.48) , niet als het resultaat van de sigarettenverslaving waar hij mee vergroeid is. Hij wordt ziek in een tijd zonder geliefde en zal ook alleen sterven. Uiteindelijk zijn we natuurlijk allemaal alleen, al kan het een geruststelling zijn dat we voortleven in degenen die aan ons denken.
De aftakeling
Het is fijn om een sluitende verklaring te vinden voor ons naderende einde, zoals het gebrek aan liefde, vooral als die ons goed uitkomt. In een wereld waar ons geleerd is dat alles mogelijk is als we maar hard genoeg ons best doen is het best lastig te rijmen dat we daadwerkelijk ophouden te bestaan.
Zo ook voor de hoofdpersoon In Claudels werk. Hij gaat zich verdiepen in het onderwerp en komt in contact met een arts die onderzoek doet naar de verhouding die wij hebben met ons lichaam, en de naderende dood. Ze ontvouwt hoe we eerst een vriendschappelijke band met ons lijf onderhouden, maar dat de relatie gaandeweg verslechtert, naar mate onze bondgenoot ons steeds meer in de steek lijkt te laten tot het onvermijdelijke einde.
De hoofdpersoon van dit boek heeft al velen zien sterven. Een natuurlijk bijverschijnsel van het ouder worden is dat we er meer mee geconfronteerd zullen worden. Waaronder zijn dochtertje Agathe dat doodgeboren werd en een bevriende bergbeklimmer, maar hij heeft het vooral moeilijk met de dood van zijn vriend. Wellicht herinnert diens dood hem het meest aan zijn eigen sterfelijkheid. Hij worstelt met ouder worden, droomt zelfs dagelijks dat hij sterft en neemt een drieëntwintig jaar jongere vriendin-misschien om de tand des tijds een hak te zetten.
Zijn verhaal, opgetekend in dit boek, wordt zo een manier om zijn vriend levend te houden. En wellicht verschaft het hem met een manier om er zelf mee om te kunnen gaan dat zijn eigen einde nadert. Zo wordt kunst vaak gemaakt om datgene dat verloren dreigt te gaan te behouden, of ons te herinneren aan de kunstenaar die zijn kunstwerk als vanzelfsprekend niet overleefd heeft. Een manier om zelf onsterfelijk te worden.
Recensie
Waar het boek goed uit de verf komt is in de filmische scenes, die Claudel als filmmaker -evenals de hoofdpersoon- uitstekend in de vingers heeft. Hij beschrijft heel beeldend hoe hij zijn buren van een afstand bekijkt als ratten in een experiment, in het bijzonder zijn buurvrouw van de zesde etage, die hij later in het echt zal ontmoeten. Hij gebruikt prachtige lange zinnen en schetst vergelijkingen die je als lezer mee kunnen nemen op zijn reizen naar Venetië of Kroatië.
Hoewel de schoonheid van zijn taalgebruik evident is en er ook daadwerkelijk iets uit mee is te nemen over de dood, het grote onderwerp waar het allemaal om draait in dit boek, maakt dat de rest van het verhaal minder indrukwekkend. De personages die erbij zijn verzonnen en de verhaallijn an sich zijn minder overtuigend dan de passages over zijn vriend en de thematiek van de dood.
De relaties die de hoofdpersoon heeft gehad en zijn nieuwe liefde zijn kennelijk van ondergeschikt belang aan zijn vriendschap met zijn overleden vriend twee jaar daarvoor. De andere personages als zijn ex-vrouw en zijn ouders komen dan ook echt niet zo tot leven zoals ze zouden moeten, zij zijn er namelijk nog wél-zijn vriend heeft hem verlaten. Misschien had hij zich beter kunnen beperken tot zijn hoofdthema, zoals in het boek dat hij eerder schreef over hetzelfde onderwerp.
Soms is het makkelijker je te verhouden tot degenen die er niet meer zijn – zij kunnen niet terug praten en leven voort in je gedachten – dan zij die nog wel in je omgeving verkeren, die herinneren je paradoxaal genoeg te veel aan je verlies en het leven dat je ooit had. Zo lijkt het eenvoudiger voor Claudel te schrijven over datgene wat geweest is, dan om de confrontatie aan te gaan met jezelf en het leven.
—
Philippe Claudel – De boom in het land van de Toraja
Oorspronkelijke titel: L’arbre du pays Toraja | Vertaling: Manik Sarkar
Gebonden | 208 pag. | € 18,99 | isbn 978 90 234 9796 7
Oordeel: ***
Geef als eerste een reactie