Wat zou het toch gaaf – ja gaaf – zijn om de opkomst van een denker als Friedrich Nietzsche mee te kunnen maken in onze tijd. Iemand die van nature gedachten vormt en omschrijft die ons nog eeuwen kunnen bezighouden. Met de jonge filosoof Markus Gabriel leek het er zowaar op dat onze tijd ook zo’n genie zou krijgen, maar…
De wijsheid der jaren
Ouderdom is geen garantie voor wijsheid en op eenzelfde wijze kun je niet alle jeugd wegwuiven als onnozel. Een prominent voorbeeld daarvan is de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche, die slechts vierentwintig was toen hij in 1869 tot hoogleraar in de filologie werd benoemd.
Gegeven de invloed van Nietzsche’s denken is het geen onterechte eer. Zijn vroeg ontdekte talent voor filologie zou later ruimschoots verbleken ten aanzien van zijn filosofische gewicht. Voor een hedendaagse lezer is zijn vroegtijdige verheffing tot wetenschappelijke nobiliteit een bevestiging van zijn genie. Zijn jeugdigheid benadrukte zijn talent – een wonderkind besteeg de leerstoel.
Inmiddels is er weer een jonkie te vinden in filosofisch Duitsland, Markus Gabriel, die onlangs op negentwintigjarige leeftijd werd benoemd tot hoogleraar filosofie aan de universiteit van Bonn. Hij is daarmee de jongste die in Duitsland ooit een dergelijke positie mocht bekleden.
Zou hier sprake kunnen zijn van een nieuwe Nietzsche? Een prangende vraag, des te meer voor hen die bekend zijn met de kracht van de filosofie waar Duitsland om bekend staat; de mogelijke opstanding van een nieuw Duits genie doet het hart sneller kloppen. Is er hier sprake van een nieuw wonderkind? Die vraag is op twee manieren te beantwoorden: via een maatschappelijke benadering of via een inhoudelijke beoordeling.
De maatschappelijke ruimte voor de jeugd
In zijn artikel The Rise of the Young Professor probeert Mark Chou er een verklaring voor te geven waarom er steeds meer jonge hoogleraren komen. Chou zoekt de oorzaak van dit fenomeen in de verandering van de identiteit en missie van hedendaagse universiteiten. Jeugdigheid is vandaag de dag een ‘verkoopbaar goed’ en nu universiteiten meer en meer zelf voor financiering moeten zorgen, helpt het om fris talent in de etalage te hebben.
Daarbij worden vandaag de dag andere zaken van hoogleraren verwacht. Je moet niet alleen inhoudelijk zijn, je moet ook wetenschappelijke artikelen kunnen produceren en jezelf kenbaar maken in de buitenwereld. Met andere woorden: alléén een vroegtijdige promotie is geen garantie voor wetenschappelijk talent meer.
Een hoogleraar enkel in naam
We kennen het fenomeen ook in Nederland. De filosoof Bas Haring was volgens gangbare standaarden jong toen hij op achtendertigjarige leeftijd hoogleraar Publiek begrip van wetenschap werd. De bijzondere leerstoel van dit absolute filosofische lichtgewicht werd dan ook niet ondergebracht bij filosofie, maar bij het departement voor Mediatechnologie binnen de faculteit voor Wis- en Natuurkunde.
De beste man is bij het bredere publiek bekend als filosoof, maar dat zijn leeropdracht niet binnen de filosofie valt, terwijl hij volgens diezelfde opdracht het publieke begrip van de wetenschap onderzoekt, is op z’n zachtst gezegd ironisch, maar niet onbegrijpelijk.
De Universiteit Leiden wilde een publiek figuur in zijn gelederen hebben om als universiteit goed voor de dag te komen in de media, niet om het wetenschappelijke of filosofische denken te bevorderen. Dit blijkt ook uit het feit dat er geen recente wetenschappelijke artikelen van hem te vinden zijn. De laatste publicatie die hij überhaupt voor de Leidse Universiteit schreef, dateert uit 2007 en dat betrof een niet noemenswaardig foldertje ter ere van het vijfjarig bestaan van de opleiding Mediatechnologie.
De inhoudelijke benadering
Maar de Duitse Markus Gabriel publiceert wel – en veel. Duitse filosofen staan bekend om hun strikte en zuivere benadering van hun onderzoek. Duitsland heeft filosofen als Immanuel Kant, Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Friedrich Nietzsche, Edmund Husserl en Martin Heidegger voortgebracht – stuk voor stuk vermaarde denkers die voor altijd een plaats zullen hebben in het canon der grote geesten van de filosofie. Dus misschien is Markus Gabriel voor de Universiteit Bonn wel het zogenoemde totaalpakket? Iemand die én goed voor de dag komt én een buitengewoon wetenschappelijk talent heeft.
Voor eenieder die het talent van Markus Gabriel voor zichzelf wil ontdekken, is er inmiddels al een tweede boek van hem vertaald naar het Nederlands: Waarom we vrij zijn als we denken (2016). Aan de hand van dat boek is Gabriel filosofisch echter te bestempelen als een teleurstelling.
De vrije geest
In Waarom we vrij zijn als we denken verdedigt Markus Gabriel de vrije geest tegen wat hij het neurocentrisme van vandaag de dag noemt. Niet alleen is er sprake van een verwetenschappelijking van ons mensbeeld, we zijn ook meer en meer geneigd om neurocentrisch te denken. Dat wil zeggen dat we onze geest vereenzelvigen met onze hersens. Een interessante en actuele these, die naar Gabriels eigen zeggen toewerkt naar een neo-existentialisme dat “beweert dat de mens in zoverre vrij is dat hij zich eerst een beeld van zichzelf moet vormen om überhaupt iemand te zijn” (p.28). Klinkt allemaal nog goed, maar waar gaat het dan mis?
Gabriel springt van de hak op de tak, waarbij hij vanuit allerlei wetenschappelijke disciplines, culturele media en een veelvoud aan filosofische gedachtengoederen leent. Dit is ronduit storend, maar niet per se het einde van het verhaal. Verder hanteert hij een minimaal notenapparaat met weinig verhelderende noten. Hij noemt bijvoorbeeld geen titel, maar enkel een jaartal – áls hij al de moeite neemt om een noot op te nemen (zie bijvoorbeeld zijn gebruik van Freud en Adorno op pagina 32). Dit bewijst dat hij zich niet bekommert om wetenschappelijke correctheid, maar ook dat hoeft nog niet te betekenen dat je het boek maar beter weg kunt leggen.
Martin Heidegger? Wie is dat?
Maar daarmee houdt het helaas niet op. Er zijn veel fouten in dit boek aan te wijzen, maar de filosofisch gezien is de meest cruciale fout de onderbouwing. Gabriel wil zijn neo-existentialisme opbouwen zonder “de ballast” (p.28) die gevormd wordt door zijn voorgangers. Hij noemt zijn voorgangers wel, maar zegt er niet op te willen leunen …
Tenminste, hij noemt zijn voorgangers allemaal, behalve één: Martin Heidegger. Zijn behandeling van Heidegger is ronduit bizar en heeft te maken met zijn laagdunkende gevoelens over Heideggers affiniteit met het Nazisme. Zo zegt hij over Heidegger:
“Daartegen koos hij, zoals opnieuw bleek uit de recente publicatie van zijn zogenaamde Schwarze Hefte, liever voor het nationaalsocialisme en een utopisch, gestoord idee van het wezen van het Duitse volk. Heidegger vervangt het begrip ‘geest’, dat erop wijst dat onze vrijheid eruit bestaat dat we aan ons zelfportret in het licht van de begrippelijke en ethische eisen historisch en maatschappelijk relevant kunnen werken, door het begrip van het ‘wezen’, dat ons onderhands aan ons vaderland moet verbinden.” (p.274)
Hier wordt Heidegger uit de filosofie van de geest gewezen, door een broekie eerste klas – het valt niet anders te omschrijven. Dit is een inhoudelijke ontkenning van het invloedrijke gedachtegoed van Heidegger, puur vanwege diens Nazisme. De gewichtige benadering van het verschil tussen eerder en later werk van Heidegger wordt veronachtzaamd, puur vanwege diens Nazisme.
Gabriel citeert hem vervolgens wel. In de noten is Heidegger niet terug te vinden, maar wél staan er verwijzingen naar Gabriels eigen artikelen over Heidegger en het Nationaalsocialisme en naar artikelen van de bekende Heidegger-criticus Emmanuel Faye[1]. Ook in de bibliografie is geen enkel werk van Heidegger terug te vinden.
De benadering van een nieuwe generatie?
In een verdiepingsartikel van de Trouw uit 2014 heeft Gabriel openlijk afstand genomen van Heidegger. Dat klinkt als een nobel gegeven, maar gelet op het feit dat er al tijden genoeg bewijs was van Heidegger’s affiniteit met het Nationaalsocialisme[2], en gelet op het feit dat Markus Gabriel voorheen nog college heeft gegeven en gepubliceerd heeft over Heidegger, is het tenminste opmerkelijk.
Maar met de publicatie van Heideggers notities (Schwarze heften) in 2014 is het Gabriel kennelijk te boud geworden en heeft hij dus besloten om in dit volgende boek Heidegger geheel buiten beschouwing te laten. Dat zou misschien haalbaar zijn geweest, ware het niet dat dit boek over filosofisch existentialisme hoort te gaan.
Het werkt al helemaal niet als je ook nog van de gelegenheid gebruik maakt om wél tegen Heideggers denken aan te schoppen. Gabriels schijnbeweging om vervolgens van alles aan Heideggers ‘opvolger’ Jean-Paul Sartre op te hangen, is filosofisch tenenkrommend, zelfs voor de doorgewinterde Sartre-fan.
En daarmee is duidelijk wat er het meest problematisch aan is om een jeugdig persoon vroegtijdig een filosofische leerstoel te laten bekleden: geen respect voor de traditie.
Terwijl de filosofische traditie vol zit met de mooiste ideeën en Markus Gabriel nog niet eens weet wat een echt idee is, schroomt hij desalniettemin niet om alvast degenen waaraan hij schatplichtig is weg te gooien als oud vuil. Om echte filosofie te leren bedrijven, is veel tijd nodig, jarenlang van zwoegen tussen de stoffige boeken – voor alle gewone sterfelijke mensen, en dus ook voor Markus Gabriel.
Noten
[1] Emmanuel Faye heeft in het werk waar Gabriel direct naar verwijst de relatie tussen Heideggers filosofie en zijn antisemitische ideeën proberen te verbinden. Het boek waar Gabriel in zijn voetnoot naar verwijst, ontbreekt echter in zijn bibliografie en dus met naam en toenaam, maar is: Heidegger. The Introduction of Nazism into Philosophy in Light of the Unpublished Seminars of 1933-1935, Translated by Michael B. Smith, Foreword by Tom Rockmore, Yale University Press, 2009.
[2] Mooi onderzoek op dit gebied is reeds verricht door Richard Wolin, in The Politics of Being: The Political Thought of Martin Heidegger (1990) en The Heidegger Controversy: A Critical Reader (1991) in het begin van de jaren ‘90.
Geef als eerste een reactie