Het is misschien geen populaire gedachte, maar er zijn goede redenen om toch thuis te blijven voor de opvoeding van de kinderen. Filosofe en gezondheidspsychologe Martine Berenpas bekijkt de wetenschap achter dit idee.
Eind januari publiceerde het CBS een nieuw onderzoek over de arbeidsparticipatie van Nederlandse vrouwen. En wat blijkt: van alle vrouwen in de EU werken Nederlandse vrouwen het minste aantal uren. Veel politieke partijen zien dit als iets negatiefs en proberen met financiële incentives en verbetering van de kwaliteit van kinderopvang vrouwen meer uren per week aan het werk te krijgen. De onderliggende aanname hier is echter de steevaste boodschap dat betaalde arbeid verkiesbaar is boven onbetaalde zorgtaken. Niet alleen doen we hiermee onvoldoende recht aan de zorgdragende (thuisblijvende) ouder, maar wie hiervan het meest de dupe wordt, is het jonge kind. In plaats van hameren op arbeidsparticipatie, moet de overheid zich concentreren op de vraag hoe wij als samenleving om willen gaan met het jonge kind.
Is het erg dat ouders (dat het met name vrouwen zijn die thuisblijven of parttime werken is een andere discussie) ervoor kiezen hun kinderen grotendeels zelf op te voeden? De overheid lijkt te stellen van wel, terwijl wetenschappelijk onderzoek laat zien dat de eerste jaren van het leven cruciaal zijn voor de verdere ontwikkeling van het kind. Een baby en een jonge peuter hebben zeer goede fysieke en emotionele verzorging nodig omdat in deze periode het hersenfundament wordt aangelegd en het stresssysteem zich ontwikkelt. Maar liefst vijftig procent van het menselijk brein wordt aangelegd in de eerste twee levensjaren. Deze ontwikkeling en de neuronale verbinden die worden gelegd, zijn grotendeels afhankelijk van de emotionele zorg en aandacht die kinderen op dat moment krijgen (Posner & Klevjord Rothbart, 2007).
Pedagoge Gitty Feddema kwam laatst in het nieuws met haar boodschap dat ouders in de eerste drie jaar te weinig investeren in de ontwikkeling van hun kind. Ze bepleit dat ouders hun kinderen de eerste drie jaar zelf opvoeden en kinderopvang zo veel mogelijk mijden (AD, 2017).
Dat baby’s negatieve gevolgen ondervinden van kinderopvang, wordt gestaafd door wetenschappelijk onderzoek. Een meta-analyse van Marilse Eerkens laat zien dat baby’s op het kinderdagverblijf meer gestrest zijn dan thuis. Volgens Eerkens komt dit omdat kinderopvang zelden in staat is om een kind onder de twee jaar te geven wat het nodig heeft (Eerkens, 2012).
Maar zelfs als kinderopvang van voldoende kwaliteit zou zijn, kun je je afvragen waarom ouders er steevast kiezen om de zorg van hun jong kind over te laten aan anderen. Als deze periode voor de verdere ontwikkeling van het kind zo cruciaal zijn en zo’n enorme impact hebben, hebben we dan niet als ouders de morele verplichting om al onze tijd en energie te wijden aan deze ontwikkeling?
Een goede ontwikkeling van het jonge brein blijkt bij het mensenkind met name gefaciliteerd te worden door een goede hechtingsrelatie. De warmte, sensitiviteit en aandachtige interactie van de verzorger en het jonge kind zijn kernindicatoren voor een goede hechtingsrelatie (Fernyhough, 2013). Het kind ontwikkelt een veilige hechting het beste met een primaire verzorger die adequaat reageert op zijn behoeftes en daarnaast veel aanwezig is (Eerkens, 2012; Fernyhough, 2013).
Vanuit het beschikbare wetenschappelijke onderzoek over het menselijke brein en de ontwikkeling van het jonge kind is het dus cruciaal dat er één persoon is die het meeste tijd doorbrengt met het jonge kind én daarnaast sensitieve, liefhebbende zorg draagt voor dit jonge kind. Hechting heeft daarmee primair betrekking op de emotionele band die bestaat tussen een kind en zijn beschermende opvoeder. Deze band is levenslang en is een basis waarop het kind te allen tijde kan terugvallen (Fernyhough, 2013). Dit betekent dat ouders die een sterke emotionele band opbouwen met het jonge kind, deze band in hun gehele leven als basis kunnen zien waarop zij het kind kunnen begeleiden naar de volwassenheid. Uit divers onderzoek is namelijk gebleken dat kinderen die goed gehecht zijn, minder psychische problemen later hebben, meer advies aannemen van hun verzorgers, minder sociale problemen hebben en beter om kunnen gaan met peer pressure (Small, 1998).
Alle ouders willen een kind dat zowel fysiek als psychisch gezond is en dat in staat is om zich in de samenleving staande te houden. Daarnaast vermoed ik dat de meeste ouders willen dat hun kind zich op de best mogelijke manier ontwikkelt. En toch kiezen we er als samenleving en als ouders voor om de zorg voor het jonge kind aan anderen uit te besteden. Daarmee nemen wij een gok, stelt Marilse Eerkens (Eerkens, 2012). Maar als het om de emotionele en sociale ontwikkeling van onze kinderen gaat, zouden we juist op safe moeten spelen.
Kinderen opvoeden is een serieuze aangelegenheid die niet ondergesneeuwd mag worden door economisch gewin. Zowel ouders als samenleving dienen zich bewust te zijn van wat zij op het spel zetten wanneer zij ervoor kiezen om betaald werk te verkiezen boven de zorg voor het jonge kind. Dat ik hiermee advocaat van de duivel speel, moge duidelijk zijn, want opmerkingen over opvoeding worden al snel als persoonlijke aanval gezien. Dit is echter een probleem van alle tijden. Zelfs Rousseau schreef in zijn Emile ou l’education al: “beredeneren waarom de tegenwoordige opvoeding slecht is, dat hebben duizend anderen voor mij al gedaan”.
Ouderschap is een voortdurende dans tussen de eigen behoeftes, die van het kind, die van het gezin en op macroniveau die van de samenleving. Er is geen eenduidig recept waardoor de ontwikkeling van het kind volledig tot zijn recht komt. Echter, wat wij nu wel weten is dat het menselijk brein nooit meer zo verandert als in de eerste drie jaar. In de drie jaar hebben zowel ouders als het jonge kind er baat bij dat ouders primair zelf voor het kind zorgen. Die investering is niet alleen wenselijk voor het jonge kind maar tevens voor de samenleving die de verplichting heeft om zijn burgers de best mogelijke kansen te geven: als je een veilig, stevig huis wilt, dan wil je vooral dat het fundament van dit huis van excellente kwaliteit is.
Referenties
- Posner, Michael I., & Klevjord Rothbart, Mary, Educating the human brain, 2007, American Psychological Association
- Feddema, Gitty, Afwezige ouders, lastige kinderen, 25 jan 2017, AD
- Eerkens, Marilse, Wat doen we met de baby? 2012, Bertram + de Leeuw Uitgevers BV
- Fernyhough, Charles, What determines a baby’s attachment security? ACI Information Group, 2013
- Small, Meredith, Our babies, ourselves: How biolog and culture shape the way we parent, 1998, Anchor Books
Geef als eerste een reactie