Met alle aandacht voor het goed ‘verzorgen van je eigen lichaam’ is het vrij opmerkelijk dat we daarbij nog steeds uitgaan van onze complete autonomie. Kate Huber kijkt naar de filosofie achter het traditionele denken over ons lichaam en stelt de vraag: hoezeer is het nog van deze tijd om te denken dat we ons lichaam volledig onder controle hebben?
Hoeveel advertenties ken je niet die een evaluerende blik op het uiterlijk werpen? Als je maar een bepaald vitaminepilletje slikt of supervoedsel eet, lijkt het alsof je verzekerd bent van goede gezondheid of een mooie lijn voor op het strand. De media doen het voorkomen alsof alleen individuele handelingen onze gezondheid en hoe we eruit zien bepalen.
Maar wat gebeurt in onze omgeving, zowel binnen onze huizen als buiten, blijkt nog meer invloed te hebben op ons leven, ondanks die beste voornemens. Denk maar aan de waterramp in Flint, Michigan, VS, waar bewoners ruim acht maanden lang water hebben gedronken dat met lood was vergiftigd. Een extreem voorbeeld, maar zulke gebeurtenissen laten duidelijk zien dat het individu niet altijd grip op zijn eigen lijf heeft. Sociale en materiële omstandigheden spelen wel degelijk een belangrijke rol in ons leven.
Waarom stellen we ons dan voor dat juist individuele handelingen zoveel invloed hebben op onze lichamen?
De hedendaagse Amerikaanse filosofen Nancy Tuana en Stacy Alaimo laten zien dat het denken over onze lichamen als een afgeschermd geheel berust op filosofische tradities uit de Verlichting, die dualistische denkpatronen vertegenwoordigen. Deze actuele denkers betogen dat de manier waarop we tegenwoordig denken over onze lichamen anders moet. Tuana en Alaimo geven nieuwe concepten die ons kunnen helpen voorstellen hoe we met lijf en geest een integraal onderdeel zijn van onze feitelijke en maatschappelijke omgeving.
De imaginaire afgrenzing van het lichaam
Zelfs al hebben de meesten van ons al in geen jaren wiskunde gedaan, menigeen herinnert zich nog goed de op school geleerde Cartesiaanse grafieken, waarin data gezet werd op afzonderlijke punten op de x- en y-as van een grafiek. Het idee van autonome punten op zelfstandige plaatsen wordt voornamelijk toegeschreven aan de ideeën van de verlichtingsfilosoof René Descartes (1596-1650). Hij redeneerde dat we ons lichaam en onze omgevingen als zelfstandige objecten kunnen identificeren en behandelen, vergelijkbaar met de afzonderlijke punten op een grafiek.
In de loop van tijd is Descartes’ manier van denken in termen van zelfstandige en begrensde delen intuïtief voor ons geworden. Zijn ideeën hebben onze intellectuele voortgang beïnvloed, zodat we onze lijven tegenwoordig zien als losgekoppeld van het milieu waarin ze zich bevinden en zodat het onderscheid tussen bijvoorbeeld natuur en cultuur of lichaam en milieu heel definitief en voor de hand liggend lijken te zijn.
Tegenwoordig vinden we het dus natuurlijk dat we onze lichamen afgrenzen van andere materiële objecten in onze omgeving. We denken niet na hoe de kussens waarop we onze hoofden ’s nachts leggen wellicht invloed hebben op onze huid en hersenen door chemische interacties die we niet direct kunnen waarnemen.
Natuurlijk zijn onze individuele acties ook belangrijk voor onze gezondheid. De meeste mensen weten dat het eten van tonijn het stofje kwik in onze lichamen brengt of dat bij het eten van industriële vleesproducten we resten van hormonen en antibiotica inslikken. Maar we zijn ons weinig bewust van alle interacties met de vele objecten en materie in ons dagelijkse leven die ons lichaam beïnvloeden.
Filosofen van het New Materialism, zoals Nancy Tuana en Stacy Alaimo, beginnen nieuwe manieren voor te stellen waarmee we dat Cartesiaanse opdelen van onszelf en ons milieu in autonome, afzonderlijke units tegen kunnen gaan. Zo stellen Tuana en Alaimo concepten voor die ons helpen voorstellen hoe onze lichamen in interactie komen met en onderdeel zijn van de wereld om ons heen, van de bekers waaruit we drinken tot de banken waarop we zitten. Zoals Alaimo het beeldend beschrijft: “Woord, vlees, en aarde zijn niet meer te onderscheiden” (14).[1]
Nieuwe manieren van denken voor een nieuw tijdperk
Nancy Tuana gebruikt de gebeurtenissen tijdens en na Orkaan Katrina in Louisiana, VS, te bewijzen dat onderscheidende categorieën zoals die van natuur, cultuur, ras, klasse, geslacht of vermogen vaak negatieve materiële consequenties hebben voor verschillende groepen. In het algemeen worden sommige groepen namelijk gedeeld in categorieën die impliciet als minderwaardig worden gesteld. Bijvoorbeeld armoedige of gehandicapte bevolkingen zijn vaak minder vertegenwoordigd in het publieke debat dan meer bevoorrechte populaties.
Tijdens de ramp van Orkaan Katrina, zo legt Nancy Tuana uit, werden mensen vaak onzichtbaar voor de media en ook voor de reddingsdiensten, wanneer zij in meer dan één categorie vielen. Tuana schrijft: “Terwijl politici individuen afkeurden die ‘weigerden’ New Orleans te verlaten, maakten zij zo een groot aantal mensen onzichtbaar: mensen die niet weg konden” (208).[2] Mensen die zowel arm zijn als beperkte fysieke of intellectuele faculteiten hebben vielen in geen herkenbare sociale categorie. Als gevolg werden deze populaties niet gerepresenteerd of gered.
Met andere woorden: ook hier werkt het denken via Descartes’ afgescheiden lichamen door; door simpelweg in vaste categorieën te denken werden menselijke levens genegeerd, met tragische gevolgen.
Nancy Tuana’s concept van viscous porosity geeft ons een manier om verschillende elementen van ons lichaam, milieu of maatschappij anders te gaan zien. Viscous porosity conceptualiseert hoe de materie van onze lijven in feite alleen te voorschijn komt in interactie met de materiële wereld in onze omgeving: “viscous porosity helpt ons bewust te worden van de relationele attentie voor de processen van worden, waarin eenheid dynamisch en altijd interactief is en waardoor agentschap diffuus wordt uitgevoerd in ingewikkelde netwerken van relaties” (188-189).[3]
De sociale en materiële processen waardoor we als individuen worden gemotiveerd om te handelen hebben net zoveel invloed op onze lichamen als die handelingen zelf. Tuana’s viscous porosity geeft ons een manier van denken buiten Cartesiaanse denkpatronen. Als resultaat helpt viscous porosity ons om de grenzen van onze eigen lichamen te verleggen, zodat we breder kunnen gaan denken. Daardoor kunnen we hopelijk onze wereld beter leren kennen en als gevolg meer egalitair gaan regeren.
Lichamen zijn interactief met materiële en virtuele netwerken
De manier waarop sociale categorieën bepaalde groepen bevoorrechten met de mogelijkheid om meer controle uit te oefenen op het eigen lichaam, berust ook deels op de Cartesiaanse scheiding tussen lichaam en milieu. Het idee dat mensen controle hebben over hun lichaam impliceert dat ze in een herkenbare en bevoorrechte sociale categorie die beschermd wordt tegen gezondheidsrisico’s. Het vereist namelijk dat ze in een nogal schoon milieu wonen. Zo’n schone omgeving voor de ene groep vaak betekent dat mensen uit de andere categorieën, de niet bevoorrechte populaties, juist oneerlijke gezondheidsrisico’s lopen door milieuvervuiling. Het vermogen om herkend en beschermd te worden (of juist niet) impliceert dat al onze lichamen deel uitmaken van dynamische maatschappelijke en materiële relaties.
Dit denken in relaties is precies waar Stacy Alaimo’s concept transcorporeality ons helpt. Transcorporeality stelt onze lichamen voor als onderdelen van materiële en virtuele netwerken: “Terwijl het materiële zelf niet ontkoppeld kan worden van netwerken die tegelijkertijd economisch, politiek, cultureel, wetenschappelijk en substantieel zijn, bevindt wat ooit het ogenschijnlijk afgegrensde menselijke subject was, zich nu in een draaiend landschap van onzekerheid, waar handelingen en acties die nooit eerder ethische of politieke kwesties waren ineens precies de materie zijn van hedendaagse crises” (20).[4] Van het googelen op een smartphone tot de chocolade in hagelslag bij het ontbijt, wat we dagelijks doen is niet los te koppelen van de materie waarmee en waarin we leven. Onze lichamen, net zoals de kabels in de grond of de arbeid van cacao kweken, verbinden ons met onze omgeving en de wereld. Transcorporeality laat ons dus herdefiniëren hoe onze lichamen en ons leven zien passen in de dynamische sociale, materiële en virtuele netwerken waarin we ons bevinden.
Hoe moeten we nu dan denken over onze lichamen?
Mediarepresentaties verbergen het feit dat onze interacties met onze sociale en materiële omgevingen minstens net zoveel invloed hebben op onze gezondheid en veiligheid als sporten of biologisch eten. De concepten van viscous porosity en transcorporeality bieden nieuwe manieren van denken voor in een nieuw tijdperk waarin de materialen in onze omgevingen veel invloed uitoefenen op onze lijven. Bovendien helpen deze concepten ons om onszelf voor te stellen hoe sociale, virtuele en materiële netwerken en categorieën met elkaar vervlochten zijn in onze eigen acties. Deze processen dragen bij aan wiens lichaam zichtbaar, bevoorrecht en beschermd is in onze maatschappij.
Het herdenken van de centrale positie of afzonderlijkheid van onze lichamen leidt misschien soms niet tot de meest gezellige conclusies, maar het vergroot ons vermogen om kritisch te kijken naar de wereld waarin we wonen en onze positie daarin. Verder helpt het ons betere kennis op te bouwen over onszelf en die wereld. Nancy Tuana and Stacy Alaimo’s filosofieën van viscous porosity en transcorporeality helpen ons de groepen te zien die wellicht buiten beschouwing vallen, en te denken in termen van dynamische processen in plaats van in vaste categorieën. Terwijl we ons daarbij misschien minder druk maken over het nieuwste dieet of schijnbare supervoedsel, kunnen we dan wel de nadruk leggen op hoe de sociale categorieën en netwerken waarin onze lichamen zich bevinden, ook de omgeving van anderen beïnvloeden.
Voetnoten
[1] Dit is mijn eigen vertaling. De originele citaat gaat als volgt: “Word, flesh, and dirt are no longer discrete” (14).
[2] Dit is mijn eigen vertaling. De originele citaat gaat als volgt: “As politicians decried individuals who ‘refused’ to evacuate New Orleans, they rendered invisible the large number of people who could not leave” (208).
[3] Dit is mijn eigen vertaling. De originele citaat gaat als volgt: “viscous porosity helps us understand an interactionist attention to the processes of becoming in which unity is dynamic and always interactive and agency is diffusely enacted in complex networks of relations” (188-189).
[4]Dit is mijn eigen vertaling. De originele citaat gaat als volgt: “As the material self cannot be disentangled from networks that are simultaneously economic, political, cultural, scientific, and substantial, what was once the ostensibly bounded human subject finds herself in a swirling landscape of uncertainty where practices and actions that were once not even remotely ethical or political matters suddenly become the very stuff of the crises at hand” (20).
Verder lezen…
Alaimo, Stacy. Bodily Natures : Science, Environment, and the Material Self. Bloomington: Indiana University Press, 2010. Print.
Tuana, Nancy. “Viscous Porosity: Witnessing Katrina.” Material Feminisms. Eds. Stacy Alaimo and Susan Hekman. Bloomington and Indianapolis: Indiana University Press, 2008. Print.
Geef als eerste een reactie