Waarom worden verkiezingsbeloftes verbroken? En wat maakt dat sommige politici zich specialiseren in oneliners en onrust zaaien? In deze drieluik bekijkt Roel Weerheijm de politiek van valse beloftes. Dit keer de nobele woorden over duurzame energie en hypotheekrenteaftrek.
In mijn eerder verschenen artikel De opkomst van de hufterpolitiek schreef ik, terzijde, dat populisten de beloftes aan hun stemmers niet waarmaken. Het probleem van niet waargemaakte beloftes is echter breder en complexer dan alleen populisten die iets onhaalbaars roepen. Dit probleem is óók het fenomeen van machtspolitici, waarvan populisten deel uitmaken. (Een populist is een machtspoliticus, maar een machtspoliticus hoeft geen populist te zijn.)
Lang niet alle politici zijn machtspolitici. Veel mensen gaan de politiek in met een concrete missie. Pia Dijkstra van D66, en haar donorwet, is daar een recent voorbeeld van. Sterker nog, D66 zelf was daar aanvankelijk ook een voorbeeld van, omdat de partij vanaf 1966 aan de verkiezingen meedeed met concrete plannen voor de hervorming van onderdelen van de politiek en maatschappij. Ook Marianne Thieme en de Partij voor de Dieren zijn voorbeelden van dergelijke missiepolitiek.
De loop van de (politieke) geschiedenis wordt echter doorgaans bepaald door machtspolitici, en daarmee deels ook door populisten. Missiepolitici maken dus niet de dienst uit. Dat zij, buiten afgebakende kwesties, weinig macht en invloed hebben, komt doordat zij doorgaans niet een Machiavellistische werkwijze hanteren.
Machiavellisme, het tactische spel van het verkrijgen en behouden van macht, kent twee varianten. In de eerste twee delen van dit drieluik zal ik de werking van de meer bekende variant, het staatkundige machiavellisme, uiteenzetten door het handelen van machtspolitici te bestuderen. En in het derde deel zal ik ingaan op de tweede variant: het psychologisch machiavellisme.
Hoe functioneren machtspolitici?
Machtspolitici bevinden zich in de kern van het politieke stelsel. De meeste ministers en staatssecretarissen, vrijwel alle premiers en veel fractievoorzitters zijn hier voorbeelden van. Het belangrijkste gegeven van machtspolitici is dat ze geen problemen oplossen, maar erin handelen. Ze compliceren of dramatiseren moeilijkheden en houden ze in stand, als ze die al niet verergeren of transformeren tot nog lastigere dilemma’s.
Daarnaast moeten machtspolitici niet eens hun werk niet te goed of vooruitstrevend doen, om zodoende van stemmen verzekerd te blijven en de macht te kunnen behouden. Staatkundig machiavellisme behelst namelijk het zó handelen dat je zelf de macht zo goed en zo lang mogelijk behoudt. Dit staat bij machtspolitici hoger in het vaandel dan de samenleving verbeteren, hoger zelfs dan medemenselijkheid. Het doel heiligt zodoende de middelen.
Ik geef twee voorbeelden uit de Nederlandse politiek die de werking van dit fenomeen aantonen.
Voorbeeld 1: Van fossiele naar duurzame energie
De schade die fossiele brandstoffen aanrichten, zijn heel breed al minstens een halve eeuw bekend. Machtspolitici zijn desondanks altijd op een krampachtige omgegaan met vooruitgang op dit gebied.
Als eerste antwoord op fossiele brandstoffen ontstond kernenergie, dat echter veel duurder en veel riskanter bleek dan van tevoren gedacht. Echter, in die tijd (de jaren ’70) waren voorstellen om energie uit zon en wind te halen geen science fiction meer. Weliswaar waren de technieken nog vrij fragiel en de resultaten nog verre van optimaal, maar de noodzaak ervan was evident dankzij het werk van milieuactivisten en wetenschappelijk onderzoek. Toch is er bij politici nauwelijks een gevoel van urgentie ontstaan, dan wel in daden omgezet. Alarmsignalen werden weggewoven en overheidsinvesteringen en -maatregelen bleven tientallen jaren veel te gering om duurzame energie toen al door te laten breken. Nederland blijft immers al tientallen jaren lang onderaan de lijstjes van duurzame landen bungelen. En bedrijven kiezen gewoonlijk voor de goedkoopste oplossing.
Pas de laatste jaren krijgt duurzame energie in Nederland echt een voet tussen de deur. Pas vanaf 2004 ligt het aandeel duurzame energie in Nederland boven de 4% (zie de grafiek ‘aandeel duurzaam’ van het CBS). Eon heeft medio september 2016 de fossiele onderdelen afgesplitst en is zelf “volledig” duurzaam geworden. Shell doet de laatste paar jaar (halfhartig) weer meer aan onderzoek en ontwikkeling, na jaren eerder halfhartig onderzoek te hebben stopgezet. Maar ook in 2016 wordt het leeuwendeel van de energie nog uit fossiele brandstoffen gewonnen. Sterker nog, vanaf 2007, dus vanaf het kabinet Balkenende-IV, keerden we nota bene weer terug naar de kolencentrales – de nieuwe centrale in de Eemshaven had flink wat voeten in aarde – en bijvoorbeeld het kabinet Rutte-II bewijst vooral lippendienst aan duurzame energie – en dat in een land dat al achterloopt als het om vernieuwing gaat. Kolencentrales kostten honderden miljoenen en hun nut werd de laatste tijd alweer openlijk betwijfeld. En nu moeten kolencentrales, wat een nieuwe Kamermeerderheid betreft, alsnog worden gesloten.
Dit zijn ontwikkelingen waar de verantwoordelijke politici van vijf, zes jaar geleden uiteraard rekening mee hadden kunnen houden.
Het gekke is dat de terugkeer naar de kolencentrales door politici met een zekere stoerheid werd en wordt verdedigd, alsof men werkelijk meent dat vervuiling en verspilling de toekomst zijn en niet een schonere omgeving waar iedereen baat bij heeft. De houding van bijvoorbeeld de destijds verantwoordelijk minister Verhagen spreekt boekdelen. Want met economische- of vrijemarktmotieven heeft het niets te maken: de markt bestaat per definitie altijd en is per definitie precies datgene wat je erin stopt. Er is vooral onwil om écht progressief beleid te voeren, omdat elke grote stap voorwaarts betekent dat de machtspoliticus zijn basis kwijt is – ook al is nog zo duidelijk hoe evident de voordelen zijn van een radicale investering van duurzame energie.
Voorbeeld 2: Versobering van hypotheekrenteaftrek?
Nog een voorbeeld. De hypotheekrenteaftrek is in 1893 in het leven geroepen om het aandeel eigen huizen in Nederland te stimuleren. Lange tijd hadden maar weinig mensen een koophuis: vlak na de Tweede Wereldoorlog had bijvoorbeeld slechts 25% van de Nederlanders een eigen huis, 75% huurde. Deze aantallen waren omgedraaid rond 1980. Op dat moment had de hypotheekrenteaftrek zijn doel bereikt. Afschaffen, of op z’n minst versoberen, was na de huizencrisis van begin jaren tachtig verreweg de verstandigste keuze geweest.
Hypotheekrenteaftrek kost de overheid jaarlijks vele miljarden (in 2000 bedroeg dit bedrag 16,9 miljard euro, in 2011 was dit al 33,4 miljard euro) en dat geld gaat goeddeels naar mensen die toch al relatief goed bedeeld zijn. Ook de VVD zou het als muziek in de oren moeten klinken om te bezuinigen op deze overheidssubsidie: minder overheid, minder uitgaven, lagere belastingen, meer vrije markt.
Gek genoeg hield de VVD, tegen de eigen liberale logica in, sindsdien obsessief vast aan dit rechtse heilige huisje. En, al even gek genoeg, hebben de andere partijen (met gezamenlijk een meerderheid in de Tweede Kamer) nooit een echte vuist gemaakt tegen hypotheekrenteaftrek. CDA en D66 bleven er lange tijd vrij oppervlakkig over, zelfs ‘het meest linkse kabinet ooit’ deed niets aan de hypotheekrenteaftrek. Ja, veel linkse partijen was het een doorn in het oog. Maar kennelijk was het in stand houden van de status quo voor alle betrokken partijen interessanter voor de achterban en voor verkiezingsslogans.
De versobering van de hypotheekrenteaftrek is uiterst minimaal en het is maar zeer de vraag of komende kabinetten het tij tijdig kunnen keren. En zelfs nu de gevaren en nadelen van de hypotheekrenteaftrek tijdens de crisis pijnlijk aan het licht zijn gekomen, blijven politici heel terughoudend met het doorvoeren van veranderingen.
Verder lezen…
In Deel 2 gaat Roel Weerheijm in op twee internationale voorbeelden van staatkundig machiavellisme en in Deel 3 bespreekt hij het psychologisch machiavellisme van populisten.
Geef als eerste een reactie