Onze columnist, kunstenaar Peter Bastiaanssen, heeft de afgelopen tijd gewerkt aan het bereiken van een samengaan van zijn kunst en het denken van de filosoof Deleuze. Zijn eerste bevindingen zijn nu te lezen en te zien.
Kunstenaars en dweperij
Net als de meeste Franse filosofen bedient ook Deleuze zich van een hermetisch afgesloten intellectueel jargon, waar je je alleen met serieus worstelwerk doorheen kan werken. En welke kunstenaar heeft daar nu zin in, in een worstelpartij met een Franse filosoof, zeker wanneer je niet zeker weet of er überhaupt wel iets bruikbaars achter al dat jargon verscholen zit. Maar in de kunstwereld heeft men daar iets op gevonden, men is minder geïnteresseerd in het werkelijk doorgronden van Deleuze’s filosofie, het volstaat om zijn denken esthetisch te benaderen.
De methodiek is cherry picking. Welke woorden of zinnen klinken spannend, zijn ritmisch mooi, voelen intrigerend? Die worden vervolgens, zonder dat ze intellectueel verteerd hoeven te worden, ingezet.
Dweperij en filosofen
“Jij moet niet proberen boven je eigen aars uit te schijten”, is een van de minder gevleugelde uitspraken van Wittgenstein. Hij beet dit een van zijn studenten toe, toen deze in het bijzijn van de meester, intellectueel los ging op de Tractatus. Nu staat Wittgenstein niet bekend als een groot didacticus, maar er lijkt mij wel een les verborgen in de bovenstaande uitspraak, vooral een les voor dwepers.
Laat ik hier duidelijk zijn: ik heb een regelrechte hekel aan dweperij, waar dan ook.
Nu vind je overal dwepers, zoals ook in de kunst en filosofie. Het zijn met name de Franse differentiedenkers die de hedendaagse kunstwereld aan het dwepen zetten. Eigenlijk dwepen beiden werelden nogal met elkaar. Waarschijnlijk omdat ze elkaar zien als ‘hoop in bange dagen’.
Een ergelijke dweperij tussen kunst en filosofie bloeit al een tijd rondom het gedachtegoed van Gilles Deleuze. Als student tijdens de colleges over deze denker die een nieuw creatief denken proclameerde, brandde er steeds een rood lampje achter in mijn hoofd. Ook ik vond Deleuze toen meteen al een interessante denker, maar ik vond ook, dat de toon van de colleges rook naar dweperij. Het denken van Deleuze werd voorgespiegeld als en groot creatief spelen, zonder ook maar een kritische noot, en deed mij erg ongemakkelijk voelen. If it is too good to be true, it probably is, waarschuwde het rode lampje.
Kunst en ‘filosofie’
De kunstwereld maakte toen al jaren volop gebruik van Deleuze’s creatieve concepten die blind uit Mille Plateaux werden geroofd. In Mille plateaux werden complexe concepten, door Deleuze en zijn maatje Guattari op haast solipsistische wijze gegoten in allerlei ingewikkeld jargon, vervreemdende taalspelletjes en verwarrende contexten, die vervolgens door enthousiaste kunstenaars volledig onverteerd ingezet werden, om te verworden tot een platte illustratie van die concepten. Anderzijds werden deze concepten verpakt in hermetisch afgesloten non-beelden.
Bij het zien van al deze Deleuziaanse kunst en het lezen en herlezen van zijn gedachtegoed kwam ik tot de overtuiging dat Deleuze waarschijnlijk een van de slechtst begrepen en meest misbruikte filosoof in de kunstwereld was.
Het samengaan van Kunst en Filosofie
‘Waarom zijn er eigenlijk zoveel slechte huwelijken tussen kunst en filosofie?’, was een vraag die ik me vaak stelde. Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat beide partijen elkaar simpelweg niet begrepen. De filosofie is niet in staat kunst in het domein van de kunsten zelf te laten, ontwortelt haar en trekt deze weer het domein in van de filosofie. De kunstwereld, desperaat op zoek naar inhoud, verslikte zich te vaak in de denkwereld van de filosofie, die als een graat in de keel bleef steken, zodat de inhoud onverteerd blijft. Het lukt de twee werelden zelden om elkaar te daadwerkelijk begrijpen en echt contact te maken, maar omdat ze toch zo graag iets met elkaar willen, blijft er weinig meer over dan met elkaar te dwepen.
Daarmee is nog niet gezegd dat filosofie en kunst elkaar nooit zouden kunnen begrijpen. Misschien is er toch een goed huwelijk mogelijk. Ook met Kunst en Deleuze.
De grootste noot die daarvoor gekraakt dient te worden is, lijkt mij, een manier te vinden om als kunstenaar Deleuze te begrijpen en zo het dwepen te stoppen. Zoals eerder gezegd staat zowat alle Franse filosofie, en zeker ook Deleuze, bol van het jargon. En, natuurlijk staat dat jargon er niet voor niks, toch? Maar, dwepers houden van jargon, vooral onbegrijpelijk jargon, dat is het basismateriaal om goed te kunnen dwepen tenslotte.
Deleuze lijkt de filosofie vaak te benaderen alsof hij een kunstenaar is, waardoor hij zijn jargon nog minder eenduidig maakt. Maar ontdaan van jargon en artistiek taalgebruik, ontstaat er simpelweg een helder verhaal dat redelijk goed te volgen is. Zijn analyse over wat hij tegen onze manier van denken heeft en waarom, wordt dan opeens goed navolgbaar. Simpel gezegd staat het aloude denken het beleven van de werkelijkheid in de weg, Het Deleuziaanse denken raakt het leven zelf direct aan.
Het Deleuziaanse denken vertrekt als het ware vanuit een ander paradigma. Al het denken dat zich buiten ‘de gebeurtenis’ plaatst, valt onder het niet creatieve denken, het representeert de werkelijkheid slechts, maar is deze niet. Het Deleuziaanse denken koppelt zich direct aan de werkelijkheid, zoals die is in al zijn chaos, zonder categoriseren, zonder bedachte structuren. Of deze manier van denken ook echt kan, of het werkt? Eerlijk gezegd heb ik geen flauw idee, ik heb niet het idee dat ik op die wijze weet te denken. Voor mij hoeft dat ook niet meteen.
Deleuze in zijn volheid begrijpen is een kunst op zich, maar door hem te strippen van zijn artistieke gebruik van zijn jargon, creëer je je een toegang. Dat scheelt een hoop. Want zonder toegang gaat het niet, dan blijf je buiten staan. Toegankelijk wil nog niet zeggen oppervlakkig, eerder het tegenovergestelde. Pas wanneer iets toegankelijk voor je wordt, heb je, eenmaal binnen, de kans om de diepte te gaan. Wanneer een filosofie, een idee of kunst hermetisch afgesloten blijft, blijft de toeschouwer buiten gesloten en wordt de (vermeende) diepte, sowieso een platgeslagen frontje.
De geïnteresseerde die geen toegang krijgt blijft in de kou en er rest hem of haar niets dan de hele zaak te vergeten. Natuurlijk kan je ook over al het voorgeschotelde ontoegankelijke en onbegrepene, gaan dwepen. Dan doe je er in ieder geval nog iets mee. Maar die route wil ik natuurlijk niet aanmoedigen. Dat lijkt me duidelijk.
Ondertussen is er een eerste ’tijdelijke koppeling’ tussen mijn werk en het Deleuziaanse denken tot stand gekomen in een expositie en een bijgaande tekst. Het werk is te zien in De Galerie Den Haag, noordeinde 69, van 4 september – 2 oktober 2016. Opening zondag 4 september 16.00 u.
Geef als eerste een reactie