De wetenschap weet precies wat goed voor de ontwikkeling van een kind is. Maar in de praktijk is opvoeden weerbarstiger.
Toen mijn dochter vier was, verhuisden wij van Singapore naar Nederland. In die tijd wisten we eigenlijk niet of onze dochter Nederlands kon spreken, om de simpele reden dat ze de taal niet sprak. Als ik aan mensen vertelde dat mijn dochter geen Nederlands sprak, kreeg ik steevast de vraag: “Maar spreek je dan geen Nederlands tegen haar?”
Die vraag zegt iets over de manier waarop wij tegen opvoeden aankijken: we menen dat we controle hebben over de uitkomst van de opvoeding. Oftewel: als je voldoende Nederlands tegen je kind praat, dan gaat ze automatisch Nederlands praten.
Lynne Wolbert stelt in haar boek Speelruimte, Vertrouwen in ouderschap dat het maakbaarheidsideaal in de opvoeding hoogtij viert. Maar juist in de opvoeding is er altijd ruimte voor kwetsbaarheid, omdat er altijd spanning bestaat tussen wat de opvoeder voor ogen heeft en hoe het kind reageert. Opvoeding is daarmee primair een ethische aangelegenheid, stelt Wolbert.
De maakbaarheid van de opvoeding
Ouders die vandaag de dag jonge kinderen opvoeden, weten meer dan ooit wat wel en niet goed voor een kind is. Onder invloed van de wetenschap, maar ook door de adviezen van allerlei instanties zoals het Consultatiebureau en het Voedingscentrum, wordt de jonge ouder bestookt met adviezen. Adviezen die in zekere zin dwingend zijn, omdat ze steevast de boodschap hebben: als je het advies opvolgt, zorgt dit ervoor dat je kind gaat slagen. De jonge ouder krijgt het idee dat het kindje gezond zal zijn als zij borstvoeding geeft; dat het kind zal slagen in zijn schoolloopbaan als zij veel met het kind leest; dat de baby leert doorslapen als zij maar consequent het gehuil van haar baby negeert.
Iedere ouder van (jonge) kinderen zal de radeloosheid kennen van het uitblijven van de gewenste resultaten na het volgen van zulke adviezen. “Waarom slaapt mijn kindje nog niet door?” is bijvoorbeeld een van de meest gestelde vraag op baby-fora en een vraag die steevast beantwoord wordt met adviezen. Kennelijk menen we dat we als opvoeder enorme invloed hebben op het gedrag van onze kinderen, want als het kind bepaalde dingen niet doet zoals verwacht, krijgt de ouder gegarandeerd te horen dat hij het niet op de juiste manier doet.
In Speelruimte, Vertrouwen in ouderschap legtLynne Wolbert op een ontspannen en overtuigende manier uit hoe dit “maakbaarheidsideaal” niet samengaat met de werkelijkheid van de opvoeding. Een kind is geen Billy-kast, stelt Wolbert; er zit onherroepelijk speelruimte tussen wat wij voor ogen hebben voor het kind en datgene wat het kind werkelijk doet.
Wetenschappelijk onderzoek wekt de schijn dat we in principe kunnen weten hoe we moeten opvoeden. Dat komt doordat met name psychologisch onderzoek vaak van descriptieve resultaten overgaat naar normatief advies. Een bekend voorbeeld is het onderzoek naar het verband tussen schoolsucces en lezen. Kinderen die goed kunnen lezen, hebben een voorsprong op school en halen betere resultaten dan kinderen die minder goed kunnen lezen. Het advies dat hieruit onherroepelijk volgt, is dat ouders er alles aan moeten doen om kinderen zoveel mogelijk te laten lezen.
De vraag die niet gesteld wordt, is of we überhaupt wel aan zo’n vaste, rationele benadering moeten vasthouden. Daarnaast kunnen ouders zich afvragen of het nu echt het schoolsucces bevordert als je je kind met cadeautjes probeert te verleiden om te gaan lezen.
Wolbert laat zien dat onze samenleving allerlei verwachtingen (en daarmee verplichtingen) oplegt aan ouders ten aanzien van het laten floreren van hun kinderen. Het probleem is echter dat wij dit floreren als een te behalen doel gaan zien en niet als een ideaal.
Een ideaal is een abstract, onzeker en onoverzichtelijk doel dat slechts tot op zekere hoogte realiseerbaar is. Een mooi voorbeeld is het ideaal om een goede filosoof te zijn. Ik heb dit ideaal zelf, maar weet van tevoren eigenlijk dat er nooit een punt zal komen dat ik kan zeggen: “nu ben ik een goede filosoof”. Er valt immers altijd meer te lezen, te leren en te schrijven. Hetzelfde geldt voor onze kinderen. Wanneer wij willen dat ons kind floreert, hebben wij een doel voor ogen dat voor een groot deel onzeker en onoverzichtelijk is.
Opvoeding en risico
Opvoeding is per definitie risico lopen. Ik kan nog zulke goede intenties hebben, er kan altijd iets gebeuren waardoor mijn intenties niet het beoogde doel of resultaat bereiken. Wanneer we opvoeding in louter economische- of wetenschappelijke termen benaderen, komen we bedrogen uit: opvoeding is namelijk geen risicoberaming, waarin we door het goed afwegen van keuzes een optimaal resultaat kunnen bereiken. Opvoeding is bij uitstek het domein waarin de ouder maar een beperkte controle heeft over het gewenste resultaat.
Opvoeding gaat niet over input en output, maar is een complexe interactie tussen ouder en kind, waarin niet alleen de overtuigingen, achtergrond en handelingen van de ouder meespelen, maar ook de unieke karaktereigenschappen van het kind. Daarnaast vindt deze relatie altijd plaats in een situatie die vaak niet eens gecontroleerd kán worden: neem bijvoorbeeld de specifieke klas met kinderen waarin een kind zich bevindt.
De neiging om opvoeding zoveel mogelijk onder controle te krijgen is weliswaar begrijpelijk (er kan immers echt heel veel misgaan), maar strookt niet met de aard van het opvoeden zelf.
Opvoeding wordt gekenmerkt door onzekerheid, twijfel en bevraging. Lynne Wolbert wijst er in haar boek terecht op dat het noodzakelijk is dat recht wordt gedaan aan het bestaan van deze onvermijdelijke existentiële risico’s in de manier waarop wij spreken over opvoeding.
Verantwoordelijkheid en schuld
Wanneer we niet accepteren dat er altijd spanning bestaat tussen de wil om het heel goed te doen en de wetenschap dat je als ouder onherroepelijk gaat falen, lopen wij het risico om ons volledig verantwoordelijk te voelen voor wat ons kind doet en wie ons kind is.
Onze samenleving lijkt het idee te hebben dat succes binnen handbereik ligt zolang je hard werkt en het juiste pad volgt. Uitgerekend in de opvoeding is dit maakbaarheidsideaal voor ouders niet alleen misleidend, maar tevens moreel onwenselijk. We zadelen ze daarmee met een oneindige verantwoordelijkheid op waarin de ouder zich te allen tijde schuldig dient te voelen en waarin zich niet langer kan veroorloven fouten te maken. Wat we ons moeten afvragen, is of we juist hierdoor niet én onszelf én ons kind tekort doen. Is het niet juist de kwetsbaarheid van het niet-weten wat de kern van het menselijk bestaan treft?
Lynne Wolbert heeft naar mijn mening voor het eerst een boek geschreven waarmee opvoeders opgelucht adem kunnen halen en zich kunnen ontdoen van een opvatting over opvoeden die existentieel onjuist is.
Opvoeden als waagstuk
In het opvoeden is het niet duidelijk of succes of falen buiten onze verantwoordelijkheid ligt. Opvoeden is een existentieel waagstuk, waarbij de opvoeder altijd het risico loopt dat zijn beste intenties het beoogde doel voorbij schieten. Dit is niet een pleidooi om daarmee de verantwoordelijkheid af te schuiven en een slachtofferrol aan te nemen, maar een uitnodiging om “de moed te kunnen vatten om volwassen te worden”: het op je nemen van de verantwoordelijkheid van het opvoeden, met daarin de erkenning van de existentiële onzekerheid.
Boekspecificaties
- Titel: Speelruimte
- Ondertitel: Vertrouwen in ouderschap
- Auteur: Lynne Wolbert
- Prijs: € 18,99
- Uitgever: Uitgeverij Ten Have
- ISBN: 9789025906269
- Het boek bij Bol.com
Beste Martine,
Dank voor dit gave stuk over mijn boek! Wat fijn dat de strekking goed begrepen en mooi verwoord is door jou. Ik google (natuurlijk) af en toe mijn eigen boek en zo kwam ik dit stuk tegen. Veel dank. Hartelijke groet, Lynne
Beste Lynne, dankjewel voor je reactie!